1.4 DE OPLEIDING EN DE BEWIJZEN VAN BEVOEGDHEID EN BEVOEGDVERKLARINGEN

1.4. PERSONNEL LICENSING 

Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:

1.4.1 De opleidingsorganisatiel

1.4.2 De opleiding voor het brevet

  • 1.4.2.1 Het praktijkgedeelte van de opleiding (SFCL.130).
  • 1.4.2.2 Het theoriegedeelte van de opleiding (SFCL.135).

1.4.3 Praktijkexamen SPL (SFCL.145)

1.4.4  De eisen voor afgifte van het spl

1.4.5 Bevoegdheden met het SPL (SFCL.115)

1.4.6 Uitbreiding van het spl

  • 1.4.6.1 Uitbreiding naar andere startmethodes
  • 1.4.6.2 Vliegen met passagiers
  • 1.4.6.3 Kunstvliegen (SFCL.200)

1.4.7 Aantekeningen op een SPL

1.4.8 Instructie. (SFCL, Subpart FI)

  • 1.4.8.1 De opleiding tot instructeur (SFCL.330)
  • 1.4.8.2 Het examen voor instructeur
  • 1.4.8.3 De eisen voor afgifte van de FI-bevoegdheid op het SPL (SFCL.320)
  • 1.4.8.4 De aantekening FI
  • 1.4.8.5 Uitbreiding van de FI-bevoegdheid (SFCL.315)
  • 1.4.8.6 Ervaringseisen voor instructie (SFCL.360)

1.4.9 Examinator (SFCL.400)

1.4.9.1 Opleiding tot examinator (SFCL.430)

  • 1.4.9.2 ervaringseisen voor benoeming tot examinator (SFCL.415)
  • 1.4.9.3 Eisen voor afgifte van de examenbevoegdheid (SFCL.420)
  • 1.4.9.4 Verlengen bevoegdheid zweefvliegexaminator SFCL 460

1.4.10 Vliegmedische certificaten

1.4.11 Verplichte documenten en het logboek SFCL.045

1.4.12 Definities (FCL.010)

Samenvatting

Opmerking: In dit hoofdstuk gebruiken we het begrip brevet voor een bewijs van bevoegdheid om als gezagvoerder een zweefvliegtuig (Sailplane Pilot Licence, SPL) te besturen. De Afdeling Zweefvliegen van de KNVvL verstrekt ook “brevetten” als erkenning voor bijzondere vliegprestaties, zoals het C-brevet voor een solovlucht van minimaal 30 minuten en het D-brevet voor een 50 km overlandvlucht + een 5 uur duurvlucht + 1000 m hoogtewinst.

1.4.1 DE OPLEIDINGSORGANISATIE

In Europa kun je geen SPL krijgen zonder dat je opgeleid bent bij een trainingsorganisatie. Dat kan zijn een goedgekeurde opleidingsorganisatie (Approved Training Organisation, ATO) of een Gedeclareerde opleidingsorganisatie (Declared Trainingsorganisation, DTO.

Het belangrijkste verschil tussen een ATO en een DTO is dat een ATO vooraf aangevraagd en goedgekeurd moet worden, terwijl een DTO na declaratie meteen kan beginnen met de opleiding, mits deze op een eerder goedgekeurd trainingsprogramma is gebaseerd. Beide organisaties worden regelmatig bezocht door ILT om te controleren of ze zich aan de voorschriften houden. Bijna alle zweefvliegclubs zijn een DTO of ze zijn aangesloten bij een gezamenlijke DTO. In het navolgende wordt voor de leesbaarheid alleen over DTO gesproken, maar het kan dus ook een ATO zijn.

De kern van de DTO regelgeving is dat een opleiding gegeven en geborgd wordt aan de hand van het goedgekeurde Trainingsprogramma. Verder moet de DTO een persoon aanwijzen als vertegenwoordiger van de organisatie (Representative) en een Hoofd Opleiding (Head of Training, HoT). Dit mag één en dezelfde persoon zijn. De vertegenwoordiger is verantwoordelijk voor de faciliteiten (vliegtuigen, vliegveld, leslokalen etc) en het veiligheidsmanagementsysteem. De HoT is verantwoordelijk voor de training en moet overzicht over de vorderingen van de leerlingen houden alsmede gebruik maken van bevoegde instructeurs.

Tijdens de opleiding dient de voortgang (progressie) bijgehouden te worden, opdat gecontroleerd kan worden of alle elementen uit het trainingsprogramma in voldoende mate aan bod zijn gekomen, zowel voor de praktijk (DTO.GEN.220) als de theorie (DTO.GEN.260). In het algemeen kan men geen examen doen voor een bevoegdheid zonder een verklaring van een DTO-HoT dat de opleiding daarvoor naar tevredenheid is afgerond.

Meer details zijn te vinden in EASA Easy Access Rules for Declared Training Organisations (Part-DTO).

1.4.2 DE OPLEIDING VOOR HET BREVET

De opleiding dient te gebeuren volgens de requirements for sailplane flight crew licensing (PART-SFCL) te vinden in de EASA Easy Acces Rules for Sailplanes.

Je mag op elke leeftijd beginnen met de opleiding, de enige EASA eis is dat je bij het begin er op wordt gewezen dat je niet solo kunt vliegen zonder geldig medical. (AMC2 SFCL.130 SPL.)

Om solo te vliegen moet je 14 jaar zijn en dit moet gebeuren onder toezicht van een volledig bevoegde instructeur. (SFCL.125)

1.4.2.1 Het praktijkgedeelte van de opleiding (SFCL.130).

De zweefvlieginstructie voor het praktijkgedeelte van het SPL staat voor Nederland omschreven in de syllabus EVO en VVO. De syllabus omschrijft de voorwaarden voor veilig zweefvliegen en bevat (AMC2.SFCL.130):

0. Threat and Error Management (TEM), het voortdurend nagaan van mogelijke gevaren en fouten, en zorgen dat het veilig blijft.

  1. Operaties vóór de vlucht, met inbegrip van het verifiëren van massa en zwaartepunt, inspectie en onderhoud van luchtvaartuigen, luchtruim- en weerbriefing;
  2. Monteren van het zweefvliegtuig en controle van de aansluitingen van de roeren.
  3. Vliegveld en circuitprocedures, voorzorgsmaatregelen en procedures om botsingen te vermijden;
  4. Besturen van het zweefvliegtuig door de stand van het vliegtuig ten opzichte van de omgeving te bekijken (met name neusstand en rolhelling)
  5. Vluchten met een hoge invalshoek (kritisch lage luchtsnelheden), herkenning van en herstel van beginnende en volledige stalls en spins;
  6. Vluchten met kritisch hoge luchtsnelheden, herkenning van en herstel na een spiraalduik;
  7. Normale start en starten met zijwind bij verschillende startmethoden;
  8. Normale landingen en zijwindlandingen;
  9.  Doellandingen en buitenlanden: veldkeuze, circuit- en landingsgevaren en voorzorgsmaatregelen;
  10. Overlandvliegen met zichtnavigatie en met gebruik van de beschikbare navigatiehulpmiddelen;
  11. Oefeningen thermiekvliegen en afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden hellingvliegen en golf.
  12. Noodmaatregelen
  13. Aspecten van het vliegen op grote hoogte
  14. Naleving luchtverkeersleiding en de procedures voor het gebruik van de radio.

 

1.4.2.2 Het theoriegedeelte van de opleiding (SFCL.135).

De theorieopleiding en het examen moet de volgende onderdelen bevatten:

1) algemene onderwerpen:

  • luchtvaartwetgeving,
  • menselijke prestaties,
  • meteorologie,
  • communicatie;

2) specifieke onderwerpen betreffende zweefvliegtuigen:

  • vluchtbeginselen,
  • Operationele procedures,
  • vluchtprestaties en ‐planning,
  • algemene kennis over zweefvliegtuigen,
  • navigatie.

1.4.2.3 Het theorie-examen

Voor het theorie-examen geldt het volgende:

  1. Je moet al de 9 examenonderdelen in één land afleggen.
  2. Alvorens je aan het examen mag deelnemen moet de DTO je daarvoor voordragen en verklaren dat je theorieopleiding met een bevredigend niveau hebt afgerond. Deze voordracht blijft 12 maanden geldig. Binnen deze 12 maanden moet tenminste één theorie-examen gehaald worden.
  3. De examens zijn schriftelijk en bestaan uit meerkeuze vragen.
  4. De kandidaat is voor een examenonderdeel geslaagd bij een waardering met 75% of meer. Bij een waardering van minder dan 75% moet voor dat onderdeel opnieuw een schriftelijk examen worden afgelegd.
  5. Je moet alle theorie onderdelen halen binnen 18 maanden na het eerste behaalde examenonderdeel.
  6. Wanneer je voor één onderdeel vier keer examen gedaan hebt en je bent daar niet voor geslaagd dan doe je alle onderdelen opnieuw.
  7. Wanneer je geslaagd bent voor het theorie-examen dan blijft het theorie-examen 24 maanden geldig. Je hebt dan 24 maanden om het praktijkexamen te halen en het SPL aan te vragen.

STEBZ

De examens worden in Nederland afgenomen door of namens de STEBZ (Stichting Examens Ballon- en Zweefvliegen). De uitslag van een examen wordt door de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld nadat de STEBZ de scores van de betrokken kandidaat aan de minister heeft doen toekomen. Voor het examenreglement zie: https://wetten.overheid.nl/BWBR0017237/2022-01-01

Kandidaten die geslaagd zijn voor een onderdeel (vak), krijgen daarvoor een certificaat uitgereikt.

Als je al een ander brevet hebt kan voor gedeeltes van het theorie-examen vrijstelling worden gekregen, zie SFCL.140.

1.4.3 PRAKTIJKEXAMEN SPL (SFCL.145)

Alvorens je aan het examen mag deelnemen moet de HoT van de DTO je daarvoor voordragen en verklaren dat je praktijkopleiding met een bevredigend niveau hebt afgerond. Dit moet ook blijken uit de voortgangs-administratie van de DTO. De examinator kan dit controleren. Je moet theorie gehaald hebben en deze moet nog geldig zijn (minder dan 24 maanden oud)

De kandidaat mag zelf een examinator vragen, maar in de praktijk wijst de Head of Training één of twee examinatoren aan die beschikbaar zijn voor het afnemen van het praktijkexamen. Doorgaans zijn dit clubinstructeurs die tevens examinator zijn. Het praktijkexamen bestaat uit een paar examenvluchten in de tweezitter waarbij de examinator zich aan boord bevindt.

1.4.4 DE EISEN VOOR AFGIFTE VAN HET SPL

1. Opleiding gevolgd bij een DTO (SFCL.130(a)), aan te tonen met een Formulier Voordracht SPL Praktijkexamen (course completion form) ondertekend door de HoT.

2. Theorie afgerond niet langer dan 24 maanden geleden (SFCL.130(a)(1) en SFCL.135)

3. Minimaal 16 jaar. (SFCL.120)

4. Tenminste 45 starts (al of niet op TMG). (SFCL.130 SPL (a)(2)(iii))

5. Minimaal 15 vlieguren (waarvan tenminste 10 uur DBO (al of niet op TMG) (SFCL.130(a)), en tenminste 2 uur solo (al of niet op een TMG) (SFCL.130 SPL (a)(2)(i en ii), en:

6a. Indien een Sailplane (niet-TMG) SPL wordt gewenst:

  • tenminste 7 uur (DBO of solo) niet op een TMG. (SFCL.130(a)(2)(iv)) waarvan
  • tenminste 3 uur DBO niet op een TMG; (SFCL.130(a)(2)(iv)(A)) en
  • een overlandvlucht van 50 km solo (niet op TMG) of van 100 km DBO (mag ook op TMG). (SFCL.130(a)(2)(iv)(B))

6b. Indien een TMG SPL wordt gewenst:

  • Tenminste 6 uur instructie (DBO of solo) op een TMG (SFCL.130(a)(2)(v)) waarvan
  • Tenminste 4 uur DBO op een TMG (SFCL.130(a)(2)(v)(A)) en
  • Tenminste één solo-overland op een TMG van minimaal 150 km, met een landing op een ander vliegveld. (SFCL.130(a)(2)(v)(B))

7. Een geldig medical. (SFCL.105(b))

8. Een logboek dat aantoont dat aan de vereiste ervaring is voldaan (SFCL.105(a)(2)

9. Praktijkexamen geslaagd, niet langer dan 6 maanden geleden (SFCL.015(g))

10. Een geldig identiteitsbewijs

Heb je al een brevet voor een andere categorie luchtvaartuigen dan kan een deel van de ervaring meegeteld worden, zie SFCL.130 (b).

Dit moet je inleveren bij de aanvraag voor het SPL:

  • Een kopie van een geldig identiteitsbewijs
  • Een kopie van de medische verklaring
  • Een kopie van het resultaat van de SPL theorie-examens
  • Een kopie van je logboek waaruit blijkt dat aan de ervaringseisen is voldaan
  • Een kopie van het Formulier Voordracht SPL Praktijkexamen (course completion certificate) van de DTO (van de HoT)
  • Een kopie van 'Report SPL Skill test and proficiency check' (krijg je van de examinator)
  • Een kopie van 'Flight Test Schedule SPL: Skill test (krijg je van de examinator)
  • En je moet het aanvraagformulier invullen, tegenwoordig online via de website van ILT.

1.4.5 BEVOEGDHEDEN MET HET SPL (SFCL.115)

Met een SPL en LAPL-medische-keuring mag je in de EASA-landen vliegen als gezagvoerder (Pilot in Command, PIC) op niet commerciële vluchten in zweefvliegtuigen in EASA en EFTA landen. Met een klasse 2 of klasse 1 medical is het brevet ook in de rest van de wereld geldig voor vluchten op Nederlands geregistreerde vliegtuigen.

Commerciële vluchten zijn - kort gezegd - vluchten waarbij de piloot voor zijn diensten betaald wordt. Uitzondering zijn instructievluchten en checkvluchten, daar mag de instructeur wel voor betaald worden. Voor details zie Verordening (EU) 2018/1976, Artikel 2(4) en Artikel 3(2).

Een SPL is onbeperkt geldig, wel moet je aan ervaringseisen blijven voldoen

Ervaringseisen voor het geldig houden van het SPL

Gedurende de afgelopen 24 maanden:

Voor zweefvliegtuigen (niet TMG):

  • Minimaal 5 vlieguren als PIC, DBO of solo op TMG of zweefvliegtuigen inclusief tenminste:
  • 15 starts op zweefvliegtuigen (niet TMG); en
  • 2 trainingsvluchten met een instructeur.

Of:

  •  Een profcheck met een Examinator op een zweefvliegtuig (niet TMG)

Voor TMG:

  • Minimaal 12 vlieguren als PIC, DBO of solo op TMG of zweefvliegtuigen inclusief ten minste:
  • 6 uur op TMG;
  • 12 starts/ landingen; en
  •  1 trainingsvlucht van een uur met een FI.

Of:

  •  Een profcheck met een Examinator op een TMG.

Waar van toepassing moeten de vluchten afgetekend worden in het logboek door de FI of de examinator

1.4.6 UITBREIDING VAN HET SPL

Het eerst afgeven SPL voor een Zweefvliegtuig-niet TMG is alleen geldig voor de startmethode waarvoor het examen is afgenomen en er mogen nog geen passagiers mee gevlogen worden. Een aantal uitbreidingen daarvoor kunnen via een aantekening in het logboek worden verkregen, deze hoeven niet bij ILT geregistreerd te worden. (SFCL.015(a)(1)(ii)). Dit betreft:

  •  uitbreiding naar andere startmethodes;
  • passagiers vliegen;
  • kunstvliegen; en
  • wolkenvliegen.

Alle andere uitbreidingen moeten wel via ILT worden aangevraagd

1.4.6.1 Uitbreiding naar andere startmethodes

Voor uitbreiding naar andere startmethodes gelden de volgende opleidings- en ervaaringseisen (SFCL.155):

Voor de lierstart en autostart:

Uitbreiding: minimaal 10 starts met instructeur in een tweezitter en 5 solostarts onder toezicht van een instructeur. De uitbreiding wordt na het voltooien van de opleiding door de instructeur of door de HoT (Head of Training) in het logboek afgetekend.

Ervaringseis: Tenminste vijf lierstarts of autostarts in de afgelopen twee jaar.

Voor de sleepstart,

Uitbreiding: minimaal 5 starts met instructeur in een tweezitter en 5 solo onder toezicht. De uitbreiding wordt na het voltooien van de opleiding door de instructeur of door de HoT (Head of Training) in het logboek afgetekend. Ervaringseis: tenminste vijf sleepstarts in de afgelopen twee jaar.

Voor de zelfstart,

Uitbreiding: minimaal 5 starts met instructeur in een tweezitter en 5 solo onder toezicht. De DBO-lessen mogen in een TMG worden gedaan. De uitbreiding wordt na het voltooien van de opleiding door de instructeur of door de HoT (Head of Training) in het logboek afgetekend.

Ervaringseis: tenminste 5 zelfstarts in de afgelopen twee jaar, deze mogen ook op een TMG zijn uitgevoerd.

Voor de rubberkabelstart:

Uitbreiding: minimaal 3 starts met instructeur in de tweezitter of solo onder toezicht van de instructeur. De uitbreiding wordt na het voltooien van de opleiding door de instructeur of door de HoT (Head of Training) in het logboek afgetekend. Ervaringseis: tenminste twee rubberkabelstarts in de afgelopen twee jaar.

1.4.6.2 Vliegen met passagiers

Voor uitbreiding naar vliegen met passagiers gelden de volgende eisen:

  1.  geldig SPL;
  2. minimaal 10 uur vliegervaring of 30 starts als gezagvoerder na SPL;
  3. minimaal één trainingsvlucht met een instructeur waarin de bekwaamheid voor het vliegen met passagiers wordt aangetoond en dit door de instructeur is afgetekend in het logboek van de vlieger; en
  4. tenminste 3 starts en landingen gemaakt in de afgelopen 90 dagen.
  5.  In aanvulling daarop geldt voor commerciële vluchten:
  6. minimaal 18 jaar oud;
  7. tenminste 75 uur of 200 starts als PIC op zweefvliegtuigen na SPL (al of niet TMG); en
  8. Tenminste klasse 2 medical (MED.A.030(c)(4)).

Ervaringseisen:

Voor het vliegen van passagiers op zweefvliegtuigen (niet TMG): tenminste 3 starts en landingen gemaakt in de afgelopen 90 dagen op een zweefvliegtuig (niet TMG).

Voor het vliegen van passagiers op TMG: tenminste 3 starts en landingen gemaakt in de afgelopen 90 dagen op een TMG.

1.4.6.3 KUNSTVLIEGEN (SFCL.200)

Kunstvliegen is als volgt gedefinieerd: een opzettelijk manoeuvre met een plotse wijziging in het gedrag van het luchtvaartuig, een abnormaal gedrag of abnormale versnelling die niet vereist is voor de normale vlucht of voor instructies in het kader van bewijzen van bevoegdheid, certificaten of bevoegdverklaringen behalve voor de bevoegdverklaring kunstvliegen. (Part FCL, FCL.010 definitions, te vinden in EASA Easy access rules for Flight Crew Licencing)

Er worden twee categorieën kunstvluchten onderscheiden:

1. Basic

  1. 45 gr. klim of duikvlucht als onderdeel van kunstvliegmanoeuvres;
  2. normale looping;
  3. wingover;
  4. lazy eight; en
  5. spins

2. Advanced

a. Overige manoeuvres

Verder wordt nog onderscheid gemaakt naar al of niet gebruik van de motor, en in het laatste geval, al of niet met TMG.

Kunstvluchten mogen alleen worden gedaan als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

Uitbreiding: Tenminste 30 uur of 120 starts als gezagvoerder (PIC) na SP en er moet een theoretische en praktische opleiding bij een DTO zijn gedaan. Het voltooien van de opleiding moet in het logboek van de piloot worden afgetekend door de betreffende HOT. Een en ander is nader gepreciseerd in SFCL.200 en bijbehorende AMC en GM.

Ervaringseisen: Er zijn geen ervaringseisen speciaal voor kunstvliegen

1.4.6.4 Wolkenvliegen (SFCL.215)

Vliegen in wolken is alleen toegestaan met uitgeschakelde motor.

Uitbreiding: er moet een theoretische en praktische opleiding bij een DTO zijn gedaan. Het voltooien van de opleiding moet in het logboek van de piloot worden afgetekend door de betreffende HOT. Een en ander is nader omschreven in SFCL.215 en bijbehorende AMC en GM.

Ervaringseisen: in de laatste twee jaar tenminste 1 uur wolkenvliegen of vijf vluchten met wolkenvliegen als PIC.

1.4.7 AANTEKENINGEN OP EEN SPL

Op het SPL-brevet kun je additionele bevoegdverklaringen, aantekeningen of ratings krijgen, Deze moeten op het brevet worden toegevoegd door ILT. Het betreft:

  1. Uitbreiding van SPL (sailplane, niet TMG) bevoegdheden naar TMG
  2. Uitbreiding van SPL (TMG) bevoegdheden naar sailplane, (niet TMG)
  3. TMG Night rating
  4. Sailplane towing rating (om met een TMG zweefvliegtuigen te mogen opslepen)
  5. Banner towing rating
  6. Radiotelefonie (RT) aantekening (VFR only)
  7.  Instructiebevoegdheid en daarbij behorende (uitbreidingen van) bevoegdheden (zie instructiebevoegdheid verderop)

Opmerking: De bevoegdheid bergvliegen bestaat wel in SFCL maar wordt in Nederland niet verstrekt. De bevoegdheid kan wel op basis van een buitenlands certificaat op het brevet worden vermeld. De aantekening bergvliegen is vereist voor het landen op bepaalde steile berghellingen. Wie in de bergen wil vliegen en gewoon vanaf bijvoorbeeld Aosta of Sisteron wil gaan vliegen, kan dat zonder bergvliegaantekening doen.

Voor uitbreiding met de TMG-aantekening geldt: (FSCL.150)

  1.  Minimaal 6 vlieguren les op de TMG (waarvan minimaal 4 uren met instructeur)
  2. Eén solo-overland op een TMG van minimaal 150 km, met een landing op een ander vliegveld.
  3. Geslaagd voor een vaardigheidstest in een TMG met een mondelinge theorietoets over de beginselen van het vliegen, de operationele procedures, de vluchtprestaties en -planning, de algemene kennis van het luchtvaartuig en over de navigatie.
  4. De examenvlucht bevat o.a. een navigatievlucht van minimaal 30 minuten met minimaal 2 keerpunten.

De inhoud van de praktische en theoretische opleiding, welke bij een DTO moet gebeuren, is verder uitgewerkt in AMC1 SFCL.150(b)

Het voltooien van de praktische opleiding moet in het logboek van de piloot worden afgetekend door de betreffenden HoT (SFCL.150(f)). Daarna kan de bevoegdheid bij ILT aangevraagd worden.

Ervaringseisen: zie hierboven

Voor uitbreiding van SPL (TMG) bevoegdheden naar SPL sailplane (niet TMG) geldt:

  1. tenminste 7 uur (DBO of solo) niet op een TMG. waarvan
  2. tenminste 3 uur DBO niet op een TMG; en
  3. een overlandvlucht van 50 km solo (niet op TMG) of van 100 km DBO (mag ook op TMG).)
  4. Tenminste 15 starts en landingen op een zweefvliegtuig (niet TMG)
  5. Geslaagd voor een vaardigheidstest in een zweefvliegtuig (Niet TMG) met een mondelinge theorietoets over de beginselen van het vliegen, de operationele procedures, de vluchtprestaties en -planning, de algemene kennis van het luchtvaartuig en over de navigatie.

De inhoud van de praktische en theoretische opleiding, welke bij een DTO moet gebeuren, is verder uitgewerkt in AMC1 SFCL.150(b)

Het voltooien van de praktische opleiding moet in het logboek van de piloot worden afgetekend door de betreffenden HoT (SFCL.150(f)). Daarna kan de bevoegdheid bij ILT aangevraagd worden.

Ervaringseisen: zie hierboven (1.4.5)

Slepen met een TMG (FSPL.205)

Uitbreiding: Slepen van zweefvliegtuigen of reclamesleepnetten is alleen toegestaan indien voldaan is aan de voorwaarden en ervaringseisen voor de desbetreffende bevoegdheden. Voor deze bevoegdheden moet een theoretische en praktische opleiding bij een DTO zijn gedaan. Het voltooien van de opleiding moet in het logboek van de piloot worden afgetekend door de betreffende HoT (SFCL.205(e)). Een en ander is nader beschreven in SFCL.205 en bijbehorende AMC en GM

Ervaringseis: In de afgelopen twee jaar tenminste vijf sleeps van zweefvliegtuigen of reclamenetten. Als hier niet meer aan voldaan is mogen de vluchten onder toezicht van een instructeur uitgevoerd worden.

Vliegen in VFR-nachtcondities (SFCL.210)

Uitbreiding: Vliegen in VFR-nachtcondities is alleen toegestaan met een TMG en indien een theoretische en praktische opleiding bij een DTO is gedaan en een basisopleiding voor instrumentvliegen voor het PPL is gevolgd. Een en ander is nader gepreciseerd in SFCL.210 en bijbehorende AMC en GM

Ervaringseis: Tenminste 3 starts en landingen gemaakt in de afgelopen 90 dagen op een TMG, waarvan ten minste een start en landing gedurende de nacht.

Radio Telefonie en het gebruik van de radio

Er zijn geen Europese eisen voor radiotelefonie, deze eisen worden afgestemd in de International Telecommunication Union en de RT-bevoegdheid wordt op nationaal niveau geregeld.

Frequenties.

Iedereen mag in Nederland voor zweefvliegrecreatie gebruik maken van de volgende radiokanalen:

Kanaal
nummer

Frequentie (MHz)

Raster

122.480
122.505
123.355
123.380
123.505
129.980
130.130

122,475
122,500
123,350
123,375
123,500
129,975
130,125

8.33 kHz
8.33 kHz
8.33 kHz
8.33 kHz
8.33 kHz
8.33 kHz
8.33 kHz

 

Voor andere frequenties heb je volgens artikel 2.1 lid 1 van de Wet Luchtvaart een bewijs van bevoegdheid radiotelefonie (RT) nodig.

Voor zweefvliegen is het voldoende om een RT VFR-Only aantekening te hebben. Hiervoor moet theorie en praktijkexamen gedaan worden bij daartoe erkende organisaties. Enkele zweefvliegclubs hebben deze mogelijkheid en het kan ook via semi-commerciële instellingen behaald worden. Na met goed gevolg de opleiding en examen te hebben gedaan ontvang je een certificaat waarmee de bevoegdheid op het SPL kan worden bijgeschreven. Er zijn voor deze bevoegdheid geen ervaringseisen.

1.4.8 INSTRUCTIE. (SFCL, Subpart FI)

Het is verboden instructie te geven zonder geldige instructiebevoegdheid.

1.4.8.1 De opleiding tot instructeur (SFCL.330)

De opleiding dient te gebeuren bij een DTO en begint met een check om de na te gaan of de kandidaat geschikt is om de opleiding te volgen. Dit is ter beoordeling van de DTO en het kan bijvoorbeeld door middel van een interview of een proefles met de kandidaat in de rol van instructeur gebeuren. Binnen 12 maanden na deze check moet de opleiding beginnen.

In de opleiding dient een minimaal aantal uren studie (zelfstudie telt mee) en lesgeven te worden gedaan alsmede een aantal vlieguren of starts met onderwijs in vlieginstructie met een Instructeur die de bevoegdheid heeft om instructeurs op te leiden (Flight Instructor Flight Instructor, FI(S) FI(S) of kortweg “FIFI”). De inhoud van de opleiding, zowel theoretisch als praktisch, is nader gepreciseerd in SFCL.330 en bijbehorende AMC en GM. In Nederland gebeurt de opleiding gewoonlijk aan de hand van het KNVvL/CIZ werkboek voor de praktijkopleiding tot instructeur wat borgt dat alle onderdelen worden afgedekt en regelmatig wordt getoetst op kwaliteit en voortgang.

1.4.8.2 Het examen voor instructeur (assessment of competence) (SFCL345)

Alvorens je aan het examen mag deelnemen moet de HoT van de DTO je daarvoor voordragen en verklaren dat je praktijkopleiding met een bevredigend niveau hebt afgerond. Dit moet ook blijken uit de voortgangs-administratie van de opleiding (SFCL.330). De examinator zal dit controleren.

Tijdens het examen worden theorie en praktijk getoetst. Eventueel kan vooraf al een theorietoets worden gedaan. Er zal een theorieles moeten worden gegeven ter beoordeling van de onderwijsvaardigheden op dit punt. In enkele examenvluchten worden vliegbekwaamheid en het vermogen om tijdens de vlucht les te geven beoordeeld. Bij het examen wordt een ILT “flight test schedule” gebruikt wat een overzicht geeft van de mogelijke onderdelen van het theorie en praktijk gedeelte van het examen. Het examen voor eerste afgifte van FI wordt gedaan op een zweefvliegtuig (niet een TMG).

De uitslag van het examen wordt via een ILT-formulier vastgelegd en aan ILT en de kandidaat gegeven.

1.4.8.3 De eisen voor afgifte van de FI-bevoegdheid op het SPL (SFCL.320)

  1. Tenminste 18 jaar.
  2. Tenminste 100 vlieguren en tenminste 200 starts als gezagvoerder op zweefvliegtuigen en 30 uur als PIC voor de bevoegdheid vlieginstructie op een TMG.
  3. Een theorieopleiding en praktijkopleiding voor instructeur aan een DTO hebben gevolgd.
  4. Slagen voor een examen voor FI(S).

1.4.8.4 De aantekening FI

De FI(S) ontvangt eerst een FI(S)-licentie met beperkingen. Hij of zij mag dan nog niet iemand voor het eerst solo laten of de eerste solo-overland laten maken. Eerst moeten tenminste 15 uur instructie of 50 instructiestarts onder begeleiding van een hiervoor door de DTO benoemde volledig bevoegde instructeur gemaakt zijn. Daarna zal ILT de beperking van het brevet opheffen.

Je mag alleen instructie geven voor een bevoegdheid als je die ook zelf in je SPL hebt en als je bevoegd bent om op te reden als PIC voor de vluchten (dus bijvoorbeeld ervaringseisen en medical OK). (SFCL.300)

1.4.8.5 Uitbreiding van de FI-bevoegdheid (SFCL.315)

De FI-bevoegdheid wordt op aanvraag door ILT uitgebreid met aanvullende bevoegdheden als volgt: (SFCL.315)

· Naar sleepstarts indien tenminste 30 sleepstarts zijn uitgevoerd als PIC;

· Naar lierstarts indien tenminste 50 lierstarts zijn uitgevoerd als PIC;

· Naar TMG indien:

  • Tenminste 30 uur als PIC op TMG’;
  • Opleiding voor instructie van tenminste 6 uur DBO instructie op een TMG; en
  • Goede vaardigheidstest door een FIFI met TMG-aantekening.

• Basic en Advanced Aerobatics indien:

  • In bezit van een advanced Aerobatic aantekening; en
  • Goede vaardigheidstest door een FIFI met Advanced Aerobatic aantekening.

· Wolkenvliegen, slepen van zweefvliegtuigen of sleepnetten indien:

  • Goede vaardigheidstest door een FIFI met de betreffende aantekening.

· TMG nachtvliegen indien:

  • Tenminste drie starts en landingen in TMG’s in de afgelopen 90 dagen, waarvan tenminste een ’s nachts; en
  • Goede vaardigheidstest door een FIFI met TMG night flight aantekening.

· FI voor FI (FIFI bevoegdheid) indien:

  • Tenminste 50 uur of 150 starts vlieginstructie; en
  • Goede vaardigheidstest door een FIFI 

1.4.8.6 Ervaringseisen voor instructie (SFCL.360)

  1. in de afgelopen drie jaar tenminste een opfriscursus;
  2.  in de afgelopen drie jaar tenminste 30 uur of 60 starts en landingen als instructeur; en
  3.  In de afgelopen 9 jaar tenminste een goede checkvlucht - met een FIFI die daartoe door de DTO is aangewezen - om te tonen dat de instructeur beschikt over voldoende vaardigheden om instructie te geven. Deze vlucht moet door de FIFI in het logboek worden aangetekend.

Indien niet aan al deze eisen voldaan is moet een opfriscursus en een goede examenvlucht met een examinator gedaan worden.

1.4.9 EXAMINATOR (SFCL.400)

1.4.9.1 Opleiding tot examinator (SFCL.430)

Kandidaat examinatoren moeten een standaardisatie cursus volgen waarin naast de theoretische en praktische vaardigheden voor het afnemen van examens ook de administratieve afhandeling en zaken als verzekering en vergoedingen aan de orde komen. Ook de opstelling tegenover een kandidaat wordt besproken: vriendelijk en ontspannen zonder negatieve commentaren of kritiek (AMC2 SFCL.430(e) ). Een examinator zou per dag niet meer dan vier SPL-examens moeten afnemen of niet meer dan twee instructeur examens.

1.4.9.2 ervaringseisen voor benoeming tot examinator (SFCL.415)

1. Voor SPL examens voor zweefvliegen (niet TMG): ten minste 300 uur met zweefvliegtuigen (niet TMG) waarvan ten minste 150 uur of 300 instructiestarts;

2. Voor SPL examens TMG: tenminste 300 uur op zweefvliegtuigen (al of niet TMG), waarvan tenminste 50 uur vlieginstructie op TMG’s;

3. Voor FI examens:

1) | ten minste 500 vlieguren in een zweefvliegtuig inclusief

i) indien voor examinator op zweefvliegtuigen niet zijnde TMG’s: ten minste 10 uur of 30 starts ter instructie van een kandidaat voor een FI(S)-certificaat voor zweefvliegtuigen (niet TMG); en/of

ii) indien voor examinator op TMG’s: ten minste 10 uur of 30 starts en landingen ter instructie van de kandidaat voor een FI(S)-certificaat in TMG’s; en

2) | een standaardisatiecursus voor examinatoren gedaan.

1.4.9.3 Eisen voor afgifte van de examenbevoegdheid (SFCL.420)

· Zelf geldige bevoegdheid hebben voor de onderwerpen waarvoor men examen wil afnemen en gerechtigd zijn als PIC op te treden;

  • · Voldoen aan de ervaringseisen voornoemd;
  • · Bekwaamheid aantonen tegenover een inspecteur van ILT of een daartoe door ILT gemachtigde Senior Examinator;
  • · Voldoende relevante achtergrond t.a.v. bijvoorbeeld persoonlijkheid, crimineel verleden en vrij van discriminerend gedrag (ter beoordeling van ILT);
  • · Geen sancties zoals schorsing, beperking of intrekking van brevetten of bevoegdheden in de laatste drie jaar.

Een examinator moet zelf een SPL hebben met de bevoegdheden waarin hij of zij examens afneemt, alsmede instructie bevoegdheid daarvoor. Hij of zij moet een geldig SPL hebben dat recht geeft om de vluchten als PIC uit te voeren (dus bijvoorbeeld ervaringseisen en medical OK).

Een examinator mag geen examen afnemen wanneer hij of zij zelf meer dan 50% van de vereiste instructie voor de bevoegdheid heeft gegeven of meent mogelijk niet objectief te kunnen zijn.

1.4.9.4 Verlengen bevoegdheid zweefvliegexaminator SFCL 460

  • Een FE(S)-certificaat is 5 jaar geldig
  • De houder moet binnen deze 5 jaar een herhalingscursus voor examinatoren gevolgd hebben.
  •  In de laatste 24 maanden voor het einde van de geldigheidsduur bij een door ILT aangewezen examinator tonen dat de examinator beschikt over voldoende vaardigheden om examens af te nemen.

1.4.10 VLIEGMEDISCHE CERTIFICATEN

Een SPL is alleen geldig indien de houder ervan beschikt over een medisch certificaat. Daarom moet elke solo vliegende zweefvlieger en elke SPL-houder medisch zijn goedgekeurd. De EU-regelgeving maakt voor vliegers onderscheid in drie medische keuringen met bijbehorende certificaten:

  1.  ICAO-klasse 1. Dit certificaat is vereist voor beroepsvliegers en verkeersvliegers. Een klasse 1 certificaat is hoogstens een jaar geldig, en afhankelijk van leeftijd en type vliegtuig slechts 6 maanden geldig.
  2. ICAO-klasse 2. Dit certificaat is vereist voor commerciële zweef- of ballonvluchten binnen en buiten de EU, Een klasse 2 certificaat is 5 jaar geldig tot 40 jaar, 2 jaar geldig tot 50 jaar en 1 jaar geldig boven 50 jaar.
  3. LAPL. Dit certificaat volstaat voor niet-commercieel zweefvliegen, ballonvaren en ultra-light vliegen binnen de EU. Een LAPL-certificaat is 5 jaar geldig tot 40 jaar en 2 jaar geldig vanaf 40 jaar.

Een klasse 1 certificaat vereist de strengste keuring en wordt alleen verstrekt door een luchtvaartgeneeskundig centrum/Aeromedical Center (AMC).

Voor een klasse 2 certificaat is een minder uitgebreide en minder strenge keuring nodig.

Een LAPL-certificaat vereist de minst strenge keuring. Een klasse 2 en een LAPL-certificaat mogen ook door een bevoegde, luchtvaartgeneeskundige keuringsarts (Aeromedical Examiner, AME) worden verstrekt. Deze artsen zijn erkend door ILT, nadat ze de basiscursus Luchtvaartgeneeskunde hebben gevolgd. De adressen van AME's vind je op: https://www.ilent.nl/onderwerpen/medische-centra-luchtvaart/overzicht-gecerticifeerde-centra-en-artsen.

De keuringseisen vind je in Easy Access Rules for Medical Requirements. In het algemeen zijn de eisen voor eerste afgifte iets zwaarder dan voor verlening.

Voor het SPL is een medisch LAPL-certificaat voldoende. Een SPL met een klasse 2 of klasse 1 certificaat biedt echter de mogelijkheid om tegen betaling met passagiers te vliegen.

Je mag je 45 dagen voor het verlopen van de geldigheid opnieuw laten keuren om dezelfde verloopdatum te houden. Wanneer je je eerder dan 45 dagen voor de verloopdatum laat keuren, dan wordt de verloopdatum aangepast.

Ondanks een geldig keuringscertificaat is het niet toegestaan om een zweefvliegtuig te besturen, indien je:

  •  je bewust bent dat je lichamelijk of geestelijk minder geschikt bent om veilig te vliegen;
  • medicijnen gebruikt die je vliegbekwaamheid kunnen beïnvloeden;
  • een medische, operatieve of andere behandeling hebt ondergaan die je vliegbekwaamheid kan beïnvloeden;
  • onder invloed bent van alcohol of verdovende middelen. Voor alcoholgebruik geldt volgens de Nederlandse wet tenminste 10 uur zonder alcoholgebruik voorafgaande aan de vlucht en ten hoogste 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed (= 0,2 promille).  Na een lokale verdoving (tandarts) mag je 12 uur niet vliegen en na een ruggenprik of algehele verdoving mag je 48 uur niet vliegen.
  • wanneer je een rijverbod hebt.

Je dient luchtvaartgeneeskundig advies bij een AME in te winnen voordat je gaat vliegen, indien je:

  • een operatie of invasieve ingreep hebt ondergaan;
  • een ernstig ziekte of ernstig letsel hebt doorgemaakt;
  • opgenomen bent geweest in een ziekenhuis of medische kliniek;
  • bent begonnen met het regelmatig gebruik van medicijnen;
  • voor het eerst corrigerende lenzen gebruikt;
  • zwanger bent; of
  • twijfelt aan je medische geschiktheid.

1.4.11 VERPLICHTE DOCUMENTEN EN HET LOGBOEK SFCL.045

Een zweefvlieger moet bij controle de volgende documenten kunnen tonen (SFCL.045):

  1. Een geldige SPL;
  2. Een geldige medische verklaring;
  3. Een identificatiedocument met foto;
  4. Een logboek met voldoende data om aan te tonen dat voldaan wordt aan de recente ervarings- en verlengingseisen.

Een solist moet op alle solo-overlandvluchten een bewijs hebben dat hij vliegt als leerling zweefvlieger met toestemming van een vlieginstructeur. (SFCL.125(a)).

Het bijgewerkte logboek en de overige documenten hoeven niet in het vliegtuig aanwezig te zijn bij een vlucht binnen zichtafstand van het vliegveld, maar je hebt wel de plicht om ze 'zonder onnodig uitstel' ter inzage te geven aan de bevoegde autoriteiten.

Het logboek (Pilot logbook)

In het logboek (SFCL.050) noteert de zweefvlieger:

  • de datum van de vlucht,
  • de vertreklocatie en de starttijd,
  • de aankomst locatie en de landingstijd,
  • het vliegtuigtype en de registratie
  • de startmethode: L (lierstart), S (sleepstart), T (TMG), Z (zelfstart)
  • de vluchtduur
  • het aantal landingen (dit is meestal 1 maar bij TMG het aantal touch and go's en een instructeur kan hier het aantal instructiestarts per dag invullen),
  • de functietijd, hier vul je in bij gezagvoerder: de vluchtduur als gezagvoerder (PIC), bij DBO de vluchtduur waarbij een ander gezagvoerder was en/of bij instructeur (FI) de vluchtduur als instructeur.
  • bij Opmerkingen, bijzonderheden van de vlucht
  • bij Paraaf, de handtekening en het SPL-nummer. Een DBO-er laat de kolom Opmerkingen en de kolom Paraaf aftekenen door de instructeur.
  • onderaan de pagina de totale vluchtduur en het aantal landingen en een paraaf dat je de gegevens naar waarheid hebt ingevuld.
  • een SPL-houder mag een aantal vluchten die op dezelfde dag van en naar het veld van vertrek gaan op één regel in het logboek noteren.

1.4.12 DEFINITIES (FCL.010) DEFINITIES MET BETREKKING TOT PART-SFCL

  • Overlandvlucht: een vlucht tussen een punt van vertrek en een punt van aankomst waarbij een vooraf geplande route wordt gevolgd en gebruik wordt gemaakt van standaardnavigatieprocedures;
  • Vliegtijd: voor zweefvliegtuigen betekent dit de totale tijd vanaf het moment waarop het zweefvliegtuig de aanloop begint voor het opstijgen tot het moment dat het aan het eind van de vlucht uiteindelijk tot stilstand komt;
  • Nacht: de periode tussen het einde van de civiele avondschemering en het begin van de civiele ochtendschemering, of enige andere periode tussen zonsondergang en zonsopgang zoals voorgeschreven door de bevoegde autoriteit van de lidstaat. De tijd voor het daglicht, dus de periode dat je VFR mag vliegen, wordt de Uniforme Daglicht Periode (UDP) genoemd. Dit verschilt per land, in de Nederland is dat de tijd tussen een kwartier voor zonsopgang en een kwartier na zonsondergang.
  • Eerste bestuurder (Pilot-in-command — PIC): de bestuurder aangewezen als gezagvoerder en belast met het veilige verloop van de vlucht.
  • DBO-instructietijd": vliegtijd gedurende welke een persoon vlieginstructie krijgt van een naar behoren bevoegde instructeur.
  • Gemotoriseerd zweefvliegtuig: een met een of meer motoren uitgerust luchtvaartuig dat, bij uitgeschakelde motoren, de eigenschappen heeft van een zweefvliegtuig.
  • Privépiloot Een bestuurder van een luchtvaartuig die houder is van een bewijs van bevoegdheid dat · besturing van een luchtvaartuig tegen een geldelijke beloning verbiedt, uitgezonderd instructie- of examenactiviteiten zoals beschreven in dit deel.
  • Bekwaamheidsproef Een demonstratie van vaardigheid ten behoeve van de verlenging of hernieuwde afgifte van bevoegdverklaringen, waarbij enig mondeling examen is inbegrepen voor zover de examinator dit verlangt.
  • Hernieuwde afgifte (van bijvoorbeeld een bevoegdverklaring of certificaat) De administratieve handeling, verricht nadat een bevoegdverklaring of certificaat is verlopen, waarmee de bevoegdheden van de bevoegdverklaring of het certificaat voor een nader bepaalde periode worden verlengd, nadat aan gespecificeerde eisen is voldaan.
  • Verlenging (van bijvoorbeeld een bevoegdverklaring of certificaat) De administratieve handeling verricht binnen de geldigheidsperiode van een bevoegdverklaring of certificaat die de houder toestaat de bevoegdheden van een bevoegd- verklaring of certificaat voor een nader bepaalde periode uit te oefenen, nadat aan gespecificeerde eisen is voldaan.
  • Routesector Een vlucht die een start-, vertrek- en kruisfase van ten minste 15 minuten omvat, alsmede een aankomst, naderings- en landingsfase.
  • Zweefvliegtuig Een luchtvaartuig dat zwaarder is dan de lucht en dat in de lucht wordt gedragen door de aerodynamische reactie van de lucht tegen de vaste liftoppervlakken, waarvan de vrije vlucht niet afhankelijk is van een motor.
  • Vaardigheidstest De vaardigheidstest moet gedaan worden volgens een vast protocol (flight test schedule). De examinator moet een gedeelte mondeling doen.
  • Solovliegtijd De vliegtijd gedurende welke een leerling-piloot de enige inzittende is aan boord van een luchtvaartuig.
  • Gemotoriseerd zweefvliegtuig Een met een of meer motoren uitgerust luchtvaartuig dat, bij uitgeschakelde motoren, de eigenschappen heeft van een zweefvliegtuig.
  • Zelfstartend gemotoriseerd zweefvliegtuig (Touring motor glider — TMG) Een specifieke klasse van gemotoriseerde zweefvliegtuigen met een als één geheel gemonteerde, niet- intrekbare motor en een niet-intrekbare propeller. Het moet in staat zijn op eigen kracht te starten en te klimmen overeenkomstig het betreffende vlieghandboek. 

Samenvatting:  

Wat is het verschil tussen een SPL met een LAPL-medische-keuring en een SPL met een ICAO-klasse 2 of 1 keuring?

  • Een SPL met een LAPL-medische-keuring geeft toestemming om in Europa als gezagvoerder van een (motor)zweefvliegtuig op te treden en met een SPL met een ICAO-klasse 2 of 1 keuring mag je dat in de hele wereld.
  • Met een SPLmet een ICAO-klasse 2 of 1 keuring mag je, onder voorwaarden commercieel vliegen.
  • Onder commercieel vliegen wordt verstaan een vlucht waarbij de piloot betaald wordt, uitgezonderde zijn instructeurs die les geven.

Wat zijn de minimumeisen voor de afgifte van een SPL:

  • 16 jaar of ouder;
  • 15 vlieguren en 45 starts;
  • een theorie- en praktijkcursus volgen bij een DTO;
  • slagen voor het theorie-examen in 9 vakken ;
  • solo overlandvlucht van 50 km of overlandvlucht met instructeur van 100 km
  • slagen voor het praktijk-examen (skilltest);

Wanneer je geslaagd bent voor het theorie-examen, dan blijft het theorie-examen 24 maanden geldig. 

Na het slagen voor je praktijkexamen blijft de theorie voor het SPL altijd geldig.

Je SPL is geldig als je aan de evaringseisen voldoet:

   SPL-ervaringseisen Periode  Methode
 Zweefvliegtuigen  15 starts en 2 trainingsvluchten met een FI(S) of een profcheck met een FE(S)  2 jaar  zweefvliegtuigen
 Lierstart  5 starts  2 jaar  zweefvliegtuigen
 Sleepstart  5 starts  2 jaar  zweefvliegtuigen
 Zelfstart  5 starts  2 jaar   ook met TMG
 Slepen met een TMG  5 starts  2 jaar  TMG
 TMG  12 uur en 12 starts en trainingsvlucht van een uur met een FI(S) of een profcheck met een FE(S)  2 jaar  TMG
 FI(S)  refresher en 30 uur of 60 starts vlieginstructie  3 jaar  zweefvliegtuigen / TMG
FI(S) een goede checkvlucht - met een FIFI aangewezen door de DTO - om aan te tonen dat de instructeur beschikt over voldoende vaardigheden om instructie te geven. 9 jaar zweefvliegtuigen / TMG
Vliegen met passagiers 3 starts  90 dagen zweefvliegtuigen
Vliegen met passagiers in de TMG 3 starts / landingen 90 dagen TMG

 

Wat zijn de eisen voor solo-vliegen:

  • 14 jaar of ouder
  • in het bezit van (tenminste) een medisch certificaat LAPL;

Wat moet een zweefvlieger kunnen tonen?

  • een geldig bewijs van bevoegdheid;
  • een geldige medische verklaring;
  • een identificatiedocument met foto.
  • een solist moet op alle solo-overlandvluchten een bewijs hebben dat hij vliegt met toestemming van een vlieginstructeur.
  •  Het bijgewerkte logboek Het bijgewerkte logboek en de overige documenten hoeven niet in het vliegtuig aanwezig te zijn bij een vlucht binnen zichtafstand van het vliegveld, maar je hebt wel de plicht om ze 'zonder onnodig uitstel' ter inzage te geven aan de bevoegde autoriteiten. Een logboek moet dagelijks worden bijgehouden.

Wanneer mag je met passagiers vliegen?

  • Na tenminste 10 uur of 30 starts na het behalen van je SPL-brevet;
  • Minimaal 18 jaar oud bij commerciële vluchten; 
  • Minimaal één trainingsvlucht met een instructeur waarbij de SPL-houder de voor het vervoer van passagiers vereiste bekwaamheid moet aantonen; en
  • Voldoende recente ervaring. Tenminste 3 starts en 3 landingen in de afgelopen 3 maanden.

Welke aantekeningen en startmethoden kunnen worden behaald en wat zijn de vereisten hiervoor?

  • Lierstart: 10 starts met instructeur in de tweezitter en 5 solostarts;
  • sleepstart: 5 starts met instructeur in de tweezitter en 5 solostarts;
  • zelfstart: 5 starts met een instructeur in de tweezitter en 5 solostarts;
  • TMG: minimaal 6 vlieguren les op de TMG (waarvan minimaal 4 uren met instructeur) en een solo-overland van 150 km met een landing op een ander veld;
  • slepen met een TMG: voldoende vlieguren, cursus volgen bij een DTO, 10 sleepvlieglesvluchten in een tweeziter sleepvliegtuig;
  • aerobatic: cursus bij een DTO en tenminste 5 uur of 20 vluchten kunstvliegles;
  • instructie: 100 vlieguren en 200 starts als gezagvoerder, een theorieopleiding van 30 uur bij een DTO en een praktijkopleiding van 25 uur in instructietechniek;
  • instructeursopleider: cursus bij een DTO met een instructeursopleiding.

Wat is de geldigheidsduur van een medisch certificaat in relatie tot leeftijd?

Voor een LAPL-medical:

  • 5 jaar tot de leeftijd van 40 jaar;
  • 2 jaar indien ouder dan 40 jaar. 

Voor een ICAO-klasse 2 medical:

  • 60 maanden tot het 40e levensjaar;
  • 24 maanden tot het 50e levensjaar;
  • 12 maanden boven de 50 jaar. 

Gezondheid, alcohol en drugs. Je mag niet vliegen:

  • Als je geestelijke en/of lichamelijke gezondheid de veiligheid in gevaar kan brengen.
  • onder invloed van een stof die de vliegbekwaamheid vermindert.
  • binnen 8 uur na het nuttigen van alcohol. In het bloed mag niet meer dan 0,2 mg alcohol per milliliter bloed worden aangetroffen.