- Direct de neus onder de horizon brengen, duidelijk wat meer dan in de normale vliegstand en wachten tot je landingssnelheid hebt;
- BOKS volledig afmaken (vooral ‘kleppen in de lock’ checken) en de trim op landingssnelheid;
- Bij kabelbreuk op lage hoogte: rechtuit landen. Bij kabelbreuk op grotere hoogte: de hoogte checken en boven de 80 m of 100 m een verkort circuit vliegen (80 m of 100 m is afhankelijk van de plaatselijke situatie, dit wordt bij de briefing vermeld).
WAT ALS...
Denk voor elke start altijd: 'Wat als de lierstart afgebroken wordt. Waar is ruimte om te landen?" Door je voor te bereiden op het onverwachte, kun je de juiste beslissing nemen en adequaat reageren als de lierkracht wegvalt. Dat kan verschillende oorzaken hebben, zoals een breukstukbreuk, een kabel die knapt of het uitvallen van de liermotor.
Tijdens de opleiding oefen je verschillende kabelbreuken. In het begin zal je instructeur je briefen en laten zien wat je moet doen. Later, als je meer ervaring hebt, zal hij tijdens de start onverwacht aan de ontkoppelknop trekken om een kabelbreuk te simuleren. Hij doet dit om te kijken of je daar goed op reageert.
Bij een kabelbreuk merk je duidelijk dat de trekkracht van de lierkabel verdwenen is. Een motorstoring waarbij de lier niet voldoende vermogen levert is moeilijker te herkennen. Zorg er altijd voor dat je de vliegsnelheid tijdens de start goed in de gaten houdt, zodat je zonder vertraging kunt reageren op het wegvallen van de kabelkracht.
- Kabelbreuk op ± 50 m: Knuppel naar voren, wachten tot je landingssnelheid hebt, ondertussen BOKS afmaken en landen in of naast het lierpad.
- Kabelbreuk op ± 90 m: Knuppel naar voren, wachten tot je landingssnelheid hebt, ondertussen BOKS afmaken en kijken of er voldoende ruimte is om rechtuit te landen. Is dat niet het geval dan een aangepast circuit maken.
- Kabelbreuk op ±140 m: Knuppel naar voren, wachten tot je landingssnelheid hebt, ondertussen BOKS afmaken en een verkort circuit maken.