1. LUCHTVAARTWETGEVING LEERDOELEN
1. AIR   LAW AND ATC PROCEDURES 1. LUCHTVAARTWETGEVING
1.1. INTERNATIONAL LAW:   CONVENTIONS, AGREEMENTS AND ORGANISATIONS  1.1 Internationale regelgeving en organisties
1.2. AIRWORTHINESS OF  AIRCRAFT  1.2 Luchtwaardigheid van vliegtuigen
1.3. AIRCRAFT NATIONALITY AND   REGISTRATION MARKS  1.3 Vliegtuig nationaliteit en registratie kenmerken
1.4. PERSONNEL LICENSING  1.4 Vliegbrevetten
1.5. RULES OF THE AIR  1.5 Luchtvaartregels
1.6. PROCEDURES FOR AIR NAVIGATION – AIRCRAFT OPERATIONS  1.6 Luchtvaartnavigatie en vliegtuigoperatie
1.7. AIR TRAFFIC REGULATIONS   – AIRSPACE STRUCTURE  1.7 Regelgeving en luchtruim structuur
1.8. AIR TRAFFIC SERVICES AND AIR TRAFFIC MANAGEMENT  1.8 Luchtverkeersdiensten
1.9. AERONAUTICAL INFORMATION   SERVICE  1.9 Luchtvaart informatie diensten (FIS)
1.10. AERODROMES, EXTERNAL   TAKE OFF SITES  1.10 Vliegvelden en luchtvaarttereinen
1.11. SEARCH AND RESCUE  1.11 Hulpverlening en SAR
1.12. SECURITY  1.12 Veiligheid
1.13. ACCIDENT REPORTING  1.13 Het rapporteren van ongelukken
1.14. NATIONAL LAW 1.14 Nationale wetgeving

Hieronder staan de leerdoelen voor het PPL(A). Deze leerdoelen zijn overgenomen van het ministerie van ILT, AIRLAW(A) (versie 1-8-2006).

De leerdoelen die met geed gemarkeerd zijn, zijn niet van toepassing op het zweefvliegen en motorzweven.  De leerdoelen die blauw gemarkeerd zijn, zijn  voor het zweefvliegen toegevoegd.


1. LUCHTVAARTWETGEVING
N.B. Opleiders en kandidaten moeten zich realiseren, dat voor alle onderwerpen kennis is vereist van de wijze waarop de regelgeving van ICAO, JAA, EU en EASA in de Nederlandse voorschriften is verwerkt (ook waar dat in onderstaande opsomming niet expliciet wordt aangegeven). In de - overigens weinige - gevallen waar de Nederlandse regelgeving afwijkt van de door genoemde instanties beschreven regels wordt kennis van beide verwacht (in de vraagstelling zal in zulke gevallen worden aangegeven welke regels moeten worden gehanteerd).

1.1 Internationale regelgeving en organisties

Het Verdrag inzake internationale burgerluchtvaart
• De kandidaat kan vanuit historisch perspectief het belang verklaren van het Verdrag van Chicago en de bijbehorende Annexen voor uniforme regelgeving in de luchtvaart wereldwijd.
• De kandidaat kan de oorspronkelijke doelstellingen van het Verdrag van Chicago aangeven.
• De kandidaat kan het onderscheid aangeven tussen Standards and Recommended Practices (SARPs).
• De kandidaat kan de verplichtingen van elke ICAO verdragstaat beschrijven aangaande het overnemen van de internationale Normen en Aanbevolen Werkwijzen in de nationale wetgeving en het melden van afwijkingen (Notification of Differences).

De internationale Burgerluchtvaartorganisaties
• De kandidaat kan de doelstellingen van de Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart (ICAO) geven.

Artikelen van het Verdrag van Chicago
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag wordt bedoeld met ‘soevereiniteit’ en wat daarover is geregeld (art. 1).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag wordt bedoeld met ‘grondgebied’ en wat daarover is geregeld (art. 2).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van vluchten boven het grondgebied van aangesloten staten (art. 5).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van landing op douaneluchthavens (art. 10).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van de toepasselijkheid van regelgeving (art. 11).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van luchtvaartregels (art. 12).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van toelating en klaring (art. 13).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van het doorzoeken van luchtvaartuigen (art. 16).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van het vergemakkelijken van formaliteiten (art. 22).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van douane- en immigratieprocedures (art. 23).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van invoerrechten (art.24).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van documenten die aan boord van luchtvaartuigen aanwezig moeten zijn (art. 29).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van het gebruik van de radio-uitrusting van het luchtvaartuig (art. 30).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van het Bewijs van Luchtwaardigheid (art. 31).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van Bewijzen van Bevoegdheid voor personeel (art. 32).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van erkenning van verklaringen en bewijzen van bevoegdheid (art. 33).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van journaals (art. 34).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van restricties met betrekking tot de lading (art. 35).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van restricties op het gebruik van fotografische uitrusting (art. 36).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van aanvaarding van internationale standaarden en procedures (art. 37).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van bekrachtiging van verklaringen en bewijzen van bevoegdheid (art. 39).
• De kandidaat kan aangeven wat in het verdrag is geregeld ten aanzien van de geldigheid van bekrachtigde verklaringen en bewijzen van bevoegdheid (art. 40).

Bijlagen bij het Verdrag van Chicago (ICAO Annexen): Annex 7
• De kandidaat kan de begrippen in de ‘Bijlage definities’ c.q. de Nederlandse equivalenten daarvan definiëren. (In deze bijlage zijn alle begrippen uit de diverse Annexen bijeengebracht waarvan kennis wordt vereist voor de vakken Luchtvaartvoorschriften en Operationele Procedures).
• De kandidaat kan een overzicht geven van de te gebruiken nationaliteits- en inschrijvingskenmerken en van de voorwaarden die aan deze kenmerken worden gesteld.
• De kandidaat kan aangeven wie verantwoordelijk is voor het toewijzen van inschrijvingskenmerken.
• De kandidaat kan aangeven waar het Bewijs van Inschrijving te allen tijde dient te worden bewaard.
• De kandidaat kan de voorschriften geven met betrekking tot het identificatieplaatje aan boord van een luchtvaartuig.

Nederlandse voorschriften (Titel 3.1 Wet Luchtvaart)
• De kandidaat kan aangeven wat is geregeld over de inschrijving van Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen in een openbaar luchtvaartuigregister.
• De kandidaat kan de procedures voor inschrijving en uitschrijving beschrijven.

Bijlagen bij het Verdrag (ICAO Annexen): Annex 8
• De kandidaat kan aangeven op welke luchtvaartuigen de normen uit ANNEX 8 van toepassing zijn.
• De kandidaat kan de verantwoordelijkheid van de Staat op het gebied van luchtwaardigheid beschrijven.
• De kandidaat kan uitleggen op welke wijze de luchtwaardigheidseisen uit ANNEX 8 zijn gerelateerd aan de vliegtuigprestatie-eisen uit ANNEX 6.
• De kandidaat kan de regelgeving beschrijven aangaande afgifte, verlenging en schorsing van een Bewijs van Luchtwaardigheid.
• De kandidaat kan aangeven dat het in Nederland verboden is om de luchtvaart uit te oefenen met een luchtvaartuig waarvoor geen geldig bewijs van luchtwaardigheid is afgegeven of dat zich niet in luchtwaardige toestand bevindt (tenzij sprake is van ontheffing).
• De kandidaat kan de omstandigheden beschrijven waarin een luchtvaartuig niet luchtwaardig wordt geacht.
• De kandidaat kan aangeven wat in Annex 8 is geregeld ten aanzien van vereiste instrumenten en uitrusting (hfst. 8).
• De kandidaat kan aangeven wat in Annex 8 is geregeld ten aanzien van beperkingen en informatie (hfst. 9).

LUCHTVAARTREGELS
ICAO Annex 2: Luchtvaartregels

• De kandidaat kan aangeven in hoeverre de ICAO luchtverkeersregels in het algemeen van toepassing zijn.
• De kandidaat kan aangeven in hoeverre de ICAO luchtverkeersregels boven volle zee van toepassing zijn.
• De kandidaat kan de drie categorieën regels (Rules of the Air) noemen die worden onderscheiden bij de vluchtuitvoering in de lucht en op luchtvaartterreinen.
• De kandidaat kan aangeven wie aan boord van een luchtvaartuig de uiteindelijke verantwoordelijkheid heeft voor een vluchtuitvoering overeenkomstig de luchtverkeersregels.
• De kandidaat kan aangeven onder welke omstandigheden mag worden afgeweken van de luchtverkeersregels.
• De kandidaat kan aangeven wat in Annex 2 geregeld is over het gebruik van psychoactieve middelen.
• De kandidaat kan de algemene eisen geven voor minimumhoogten voor vluchten boven bebouwde gebieden, kunstwerken en mensenmenigten.
• De kandidaat kan de algemene voorrangsregels, met inbegrip van de voorrangsregels op luchtvaartterreinen, beschrijven en toepassen.
• De kandidaat kan de uitwijkregels ter voorkoming van botsingen beschrijven en toepassen.
• De kandidaat kan de lichtsignalen beschrijven die door de verkeerstoren of door luchtvaartuigen kunnen worden gehanteerd en er de betekenis van geven.
• De kandidaat kan de algemene verkeersregels beschrijven die van toepassing zijn op verkeer nabij of op luchtvaartterreinen.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de voorwaarden die worden gesteld aan het indienen van een vliegplan.
• De kandidaat kan de inhoud van een vliegplan beschrijven en de gegevens betreffende een denkbeeldige vlucht op juiste wijze invullen op het daarvoor gebruikelijke formulier.
• De kandidaat kan de voorschriften beschrijven aangaande wijziging of annulering van een vliegplan.
• De kandidaat kan aangeven op welke wijze een aankomstbericht moet worden gemaakt voor een vlucht waarvoor een vliegplan was ingediend.
• De kandidaat kan aangeven welke gegevens een aankomstbericht dient te bevatten.
• De kandidaat kan aangeven welke tijdsaanduiding in de luchtvaart wordt gebruikt.
• De kandidaat kan aangeven voor welke vluchten een ATC klaring dient te worden verkregen.
• De kandidaat kan beschrijven op welke wijze een vlieger een ATC klaring kan aanvragen.
• De kandidaat kan aangeven welke handelingen moeten worden ondernomen wanneer de gezagvoerder niet tevreden is met de ATC klaring of hier niet aan kan voldoen.
• De kandidaat kan aangeven in welke gevallen afwijkingen van het geldend vliegplan dienen te worden doorgegeven aan de betrokken luchtverkeersdiensteenheid, voor zover ze betrekking hebben op:
- Grondkoers
- Ware luchtsnelheid (TAS)
- Geschatte tijden
• De kandidaat kan aangeven welke handelingen moeten worden ondernomen door de bestuurder van een luchtvaartuig wanneer de voortzetting van een gecontroleerde VFR-vlucht in VMC niet langer mogelijk is.
• De kandidaat kan de voorzieningen noemen voor het doen uitgaan van positiemeldingen aan de betrokken luchtverkeersdiensteenheid met inbegrip van:
- Tijdstip van positiemelding.
- Inhoud van de positiemelding.
• De kandidaat kan aangeven welke handelingen moeten worden ondernomen door de bestuurder van een luchtvaartuig in het geval van verlies van tweezijdige radioverbinding.
• De kandidaat kan de zichtvliegvoorschriften beschrijven met speciale nadruk op:
- Minimum vereist vliegzicht en afstand tot de wolken.
- Kruisniveaus.
- Criteria voor VFR-vluchtuitvoering in de verschillende klassen luchtruim.
• De kandidaat kan de signalen uit Appendix 1 van ANNEX 2 verklaren en toepassen.
• De kandidaat kan het primaire doel aangeven van onderschepping van burgerluchtvaartuigen door militaire luchtvaartuigen.
• De kandidaat kan aangeven welke primaire acties dienen te worden genomen door het onderschepte luchtvaartuig.
• De kandidaat kan de frequentie noemen waarop het onderschepte luchtvaartuig radiocontact moet trachten te verkrijgen met het onderscheppende luchtvaartuig.
• De kandidaat kan aangeven op welke Mode en Code de SSR-transponder van het onderschepte luchtvaartuig moet worden ingesteld in geval van onderschepping.

Nederlandse voorschiften Luchtvaartregels
• De kandidaat kent de Nederlandse voorschriften betreffende het minimaal benodigde zicht in de verschillende luchtruimklassen binnen de Amsterdam FIR, voor zover afwijkend van de ICAO
regelgeving.
• De kandidaat kan een beknopte uitleg geven over de eisen aangaande:
- Vluchtvoorbereiding.
- Bescheiden aan boord van een luchtvaartuig.
• De kandidaat kan de Nederlandse regelgeving beschrijven aangaande:
- Luchtvaartvertoningen.
- Slepen van luchtvaartuigen.
- Luchtfotografie.
• De kandidaat kan de criteria noemen waaraan moet zijn voldaan om klaring te krijgen voor een Special-VFR vlucht.


LUCHTVERKEERSREGELS EN LUCHTVERKEERSDIENSTEN
ICAO Annex 11: Luchtverkeersregels en luchtverkeersdiensten
• De kandidaat kan de doelstellingen van de luchtverkeersdiensten noemen.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de onderverdeling van de:
- Luchtverkeersdiensten (Air Traffic Services (ATS)).
- Luchtverkeersleiding (Air Traffic Control (ATC)).
• De kandidaat kan onderscheid maken tussen de verschillende luchtruimclassificaties (A t/m G) en van elke klasse aangeven:
- Of IFR- en VFR-vluchten zijn toegestaan.
- Welke luchtverkeersdiensten worden verleend en wat dat in de praktijk inhoudt.
• De kandidaat kan de ondergrens geven van een algemeen luchtverkeersleidingsgebied (Control Area (CTA)).
• De kandidaat kan de horizontale afmetingen noemen van een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied (Control Zone (CTR)).
• De kandidaat kan de bovengrens aangeven van een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied (CTR) in het geval dit gelegen is onder een algemeen luchtverkeersleidingsgebied (CTA).
• De kandidaat kan aangeven welke verkeersgebieden deel kunnen uitmaken van een vluchtinformatiegebied (Flight Information Region (FIR)).
• De kandidaat kan een overzicht geven van de luchtruimklassen waarin luchtverkeersleidingsdienst wordt verleend.
• De kandidaat kan de eenheden noemen die de verschillende onderdelen van de luchtverkeersleidingsdienst verschaffen.
• De kandidaat kan de doelstelling van ATC-klaringen noemen.
• De kandidaat kan het specifieke doel beschrijven van ATC-klaringen aan VFR- en Special VFR-vluchten met betrekking tot de verschillende luchtruimklassen.
De kandidaat kan beschrijven op welke verschillende wijzen separatie tussen luchtvaartuigen tot stand kan worden gebracht.
• De kandidaat kan aangeven in welk ICAO-document de huidige separatiemethoden en –criteria zijn opgenomen.
• De kandidaat kan de verschillende onderdelen van een ATC klaring noemen.
• De kandidaat kan uitleggen waarom bewegingen van personen, voertuigen of gesleepte luchtvaartuigen op het landingsterrein door de plaatselijke verkeersleiding dienen te worden gecontroleerd.
• De kandidaat kan aangeven aan welke luchtvaartuigen vluchtinformatie wordt verstrekt.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de gegevens die – naast SIGMET en AIRMET informatie – aan alle vluchten worden verstrekt.
• De kandidaat kan de volgende drie Operational FIS-uitzendingen noemen:
• uitzendingen met meteorologische informatie
• uitzendingen met operationele informatie betreffende navigatiehulpmiddelen
• uitzendingen met operationele informatie betreffende vliegvelden
• De kandidaat kan de term ‘ATIS’ definiëren.
• De kandidaat kan de operationele procedures beschrijven betreffende het ATIS-bericht (toegewezen frequenties, aantal velden in het bericht, updating, bevestiging van ontvangst, taal en aantal kanalen).
• De kandidaat kan de algemene doelstellingen noemen van de luchtvaartinlichtingendienst (Aeronautical Information Service (AIS))
De kandidaat kan aangeven gedurende welke periode de luchtvaartinlichtingendienst beschikbaar dient te zijn wanneer een luchtvaartuig zich in het betreffende gebied van verantwoordelijkheid bevindt in het geval dat er geen 24 uur per dag dienst wordt gedaan.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de gegevens die door de luchtvaartinlichtingendienst ter beschikking worden gesteld.
• De kandidaat kan het primaire doel van het AIP noemen.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de verschillende delen van het AIP en de inhoud hiervan.
• De kandidaat kan aangeven op welke wijze permanente veranderingen in het AIP worden gepubliceerd.
• De kandidaat kan aangeven welke informatie dient te worden gepubliceerd middels AIP Supplements.
• De kandidaat kan aangeven welke essentiële informatie leidt tot het verspreiden van een NOTAM.
• De kandidaat kan aangeven welke informatie niet geschikt is om in een NOTAM te worden opgenomen.
De kandidaat kan aangeven hoe informatie over riskante omstandigheden op het luchtvaartterrein
• De kandidaat kan de inhoud van een ASHTAM beschrijven.
• De kandidaat kan aangeven op welke wijze(n) NOTAM’s worden gedistribueerd.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de omstandigheden die leiden tot het verspreiden van informatie via het AIRAC-systeem.
• De kandidaat kan de redenen geven voor publicatie van een AIC.
De kandidaat kan een overzicht geven van de gegevens die als Pre-flight Information dienen te worden beschikbaar gesteld aan de stuurhutbemanning met betrekking tot:
- Het veld van vertrek
- Het veld van bestemming en overige velden langs de route
• De kandidaat kan beschrijven op welke wijze een samenvatting van de geldende NOTAM’s en andere essentiële informatie voor de vluchtuitvoering wordt beschikbaar gesteld aan de stuurhutbemanning.
De kandidaat kan een overzicht geven van de informatie die door stuurhutbemanningen na de vlucht aan de luchtvaartinlichtingendienst dient te worden doorgegeven.
• De kandidaat kan aangeven ten aanzien van welke luchtvaartuigen alarmering wordt toegepast.
• De kandidaat kan de drie alarmfasen beschrijven en een overzicht geven van de daarbij behorende algemene omstandigheden.

ICAO Annex 14: Vliegveldgegevens
• De kandidaat kan aangeven welke informatie aangaande de toestand van het landingsterrein, platforms en faciliteiten aan de gezagvoerder moet worden meegedeeld.
• De kandidaat kan beschrijven op welke wijze de windrichting op luchtvaartterreinen dient te worden aangegeven.
• De kandidaat kan beschrijven op welke wijze de landingsrichting op luchtvaartterreinen dient te worden aangegeven.
De kandidaat kan een overzicht geven van de eisen waaraan een seinlamp moet voldoen.
• De kandidaat kan de karakteristieken beschrijven van de diverse markeringen op luchtvaartterreinen (banen, rijbanen, platform).
• De kandidaat kan de veiligheidsaspecten noemen waarmee rekening dient te worden gehouden bij de constructie van verhoogde naderingsverlichting en verhoogde baan-, stopway- en rijbaanverlichting.
• De kandidaat kan de karakteristieken beschrijven van de diverse lichten op luchtvaartterreinen (banen, rijbanen, platform).
De kandidaat kan de karakteristieken beschrijven van de visuele dalingshoek- aanwijssystemen.
• De kandidaat kan het algemene doel noemen van het aanbrengen van verkeersborden op luchtvaartterreinen.
• De kandidaat kan het algemene doel noemen van het aanbrengen van gebodsborden op luchtvaartterreinen.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de diverse gebodsborden en hun toepassing.
De kandidaat kan de karakteristieken (vorm, kleur, locatie) beschrijven van de diverse gebodsborden.
• De kandidaat kan het algemene doel noemen van het aanbrengen van informatieborden op luchtvaartterreinen.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de diverse informatieborden en hun toepassing.
• De kandidaat kan de karakteristieken (vorm, kleur, locatie) beschrijven van de diverse informatieborden.
• De kandidaat kan de karakteristieken (vorm, kleur, locatie) beschrijven van de onderstaande merkbakens:
- Grensmerkbakens.
- Baanrandmarkering van een onverharde baan.
- Baanrandmarkering van een onverharde rijbaan.
- Baanrandmarkering van een verharde rijbaan.
- Hartlijnmarkering van een rijbaan.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de karakteristieken van het seinenvierkant.
De kandidaat kan beschrijven op welke wijze blijvende hindernissen of voertuigen dienen te worden gemarkeerd wanneer markering door middel van opvallende kleuren niet mogelijk is.
• De kandidaat kan beschrijven op welke wijze hoogspanningsleidingen en kabels dienen te worden gemarkeerd.
• De kandidaat kan het gebruik van vlaggen voor de markering van hindernissen beschrijven.
• De kandidaat kan de karakteristieken beschrijven van de onderstaande hindernisverlichting:
- Lage-intensiteitsverlichting.
- Middelbare-intensiteitsverlichting.
- Hoge-intensiteitsverlichting.
• De kandidaat kan aangeven waar informatie kan worden gevonden over de lichten te tonen door luchtvaartuigen.
De kandidaat kan de karakteristieken (vorm, kleur, locatie) beschrijven van de diverse markeringen op onbruikbare en afgesloten gedeelten van het landingsterrein en platforms.
• De kandidaat kan de karakteristieken beschrijven van de markering op het oppervlak voor de baandrempel wanneer dit oppervlak niet geschikt is om bij voortduring te worden gebruikt.
De kandidaat kan de in Annex 14 gegeven voornaamste doelstelling noemen van de reddings- en brandbestrijdingsdiensten.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de in Annex 14 gegeven belangrijkste factoren voor een succesvolle reddingsactie.
• De kandidaat kan de onderstaande begrippen definiëren:
- Aerodrome category.
- Response time.
• De kandidaat kan de voorrangsregels beschrijven met betrekking tot reddingsvoertuigen op het landingsterrein.

Nederlandse voorschriften luchthavens
• De kandidaat kan aangeven wat in het Algemeen Luchthavenreglement is bepaald ten aanzien van:
- Diverse gedragsregels (Art. 4).
- Honden (Art. 5).
- In kennisstelling (Art. 6).
- Voorrang (art. 11).
- Draaiende motoren (Art. 12 t/m 15).
- Radarinstallatie (Art. 16).
- Tanken (Art. 18 en 19).
- Strafbaarheid (Art. 26a).
• De kandidaat kan de taken en bevoegdheden van de havenmeester noemen.
• De kandidaat kan de taken en verantwoordelijkheden van de exploitant van een luchtvaartterrein noemen.
• De kandidaat kan een korte omschrijving geven van het Luchthavenregister.
• De kandidaat kan de algemene bepalingen noemen voor het medegebruik van militaire luchtvaartterreinen door burgerluchtvaartuigen.

Beveiliging gebaseerd op Annex 17: Security
• De kandidaat kan de doelstelling van beveiliging van de luchtvaart noemen.
• De kandidaat kan de verantwoordelijkheden beschrijven van de staat en de exploitant van het luchtvaartterrein op het gebied van veiligheid en beveiliging van de burgerluchtvaart.


Nederlandse voorschriften beveiliging
• De kandidaat kan de verantwoordelijkheden beschrijven van de exploitant van een luchtvaartterrein in het kader van beveiliging.
• De kandidaat kan een korte beschrijving geven van het doel van de onderstaande maatregelen in het kader van beveiliging:
• Beschermde gebieden
• Luchthavenpas
• Scheiding tussen commerciële luchtvaart en kleine luchtvaart (General Aviation (GA))

ICAO Document 4444: Vliegvoorschriften en luchtverkeersbeveiliging
De kandidaat kan de doelstellingen noemen van het verschaffen van verkeersklaringen door de luchtverkeersdiensten.
• De kandidaat kan aangeven of een klaring van de luchtverkeersdiensteenheden voldoende separatie met het onderliggende terrein garandeert, of dat de gezagvoerder zelf verantwoordelijk is voor het handhaven van een minimum obstakelklaring.
• De kandidaat kan aangeven hoe de gezagvoerder dient te handelen wanneer hij niet aan een verkeersklaring van de luchtverkeersdiensten kan voldoen.
• De kandidaat kan aangeven wanneer en waar de transponder in werking moet zijn gesteld indien het luchtvaartuig hiermee is uitgerust.
• De kandidaat kan aangeven welke Mode en Code moeten worden ingesteld op de transponder wanneer hiertoe door de verkeersleiding geen opdracht is gegeven en er geen regionale afspraken (Regional Air Navigation Agreements) van toepassing zijn (behalve in geval van nood, verlies van tweezijdige radioverbinding of wederrechtelijke inmenging).
• De kandidaat kan aangeven onder welke omstandigheden de transponder op Mode C moet worden ingesteld indien hiermee uitgerust.
• De kandidaat kan aangeven wanneer de “SQUAWK IDENT” functie dient te worden gebruikt.
• De kandidaat kan aangeven met welke nauwkeurigheid de vlieghoogte tijdens de vlucht aan de betrokken luchtverkeersdienst dient te worden doorgegeven wanneer de transponder op Mode C is ingesteld.
• De kandidaat kan de Mode en Code waarop de transponder dient te worden ingesteld in geval van:
- Een noodsituatie
- Verlies van tweezijdige radioverbinding
- Wederrechtelijke inmenging
• De kandidaat kan beschrijven hoe de vlieger dient te handelen in het geval van een defect geraakte transponder.
- Vóór de vlucht
- Tijdens de vlucht
• De kandidaat kan aangeven hoe ATC instructies voor het instellen van transpondermodes en –codes door de vlieger dienen te worden bevestigd.
• De kandidaat kan de termen ‘ACAS’ en ‘TCAS’ definiëren en van beide de doelstellingen noemen

Nederlandse voorschriften transponderprocedures
• De kandidaat kan aangeven wat in Nederland nader geregeld is over transpondergebruik tijdens VFR vluchten.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de voorschriften en procedures aangaande het indienen van een vliegplan en het doorgeven van een eventuele vertraging aan ATC.
• De kandidaat kan de termen ‘QNH’, ‘QFE’ en ‘1013.25 hPa’ definiëren en de praktische toepassing ervan voor hoogtemeterinstelling uileggen:
• Hoogtemeterinstelling van een luchtvaartuig in de omgeving van een luchtvaartterrein.
• Hoogtemeterinstelling tijdens de klim of daling door de overgangslaag (Transition Layer).
• Hoogtemeterinstelling van een luchtvaartuig tijdens de en-route fase.
• Vaststelling en bekendmaking van het overgangsniveau (Transition Level) door de luchtverkeersdiensten.
• Vaststelling van de QNH-waarde en mogelijke afronding hiervan.
• De kandidaat kan de begrippen ‘Flight Level’, ‘Transition Altitude’, ‘Transition Layer’ en ‘Transition Level’ definiëren.
• De kandidaat kan aangeven hoe Flight Levels worden genummerd.
• De kandidaat kan aangeven waar Transition Altitude dient te worden gepubliceerd.
• De kandidaat kan aangeven wanneer de hoogte van het Transition Level normaliter aan een luchtvaartuig wordt doorgegeven en waarom.
• De kandidaat kan aangeven hoe de verticale positie van een luchtvaartuig moet worden uitgedrukt op of beneden de Transition Altitude en hoe deze moet worden uitgedrukt op of boven het Transition Level.
• De kandidaat kan aangeven wanneer de QNH hoogtemeterinstelling wordt doorgegeven aan vertrekkende luchtvaartuigen en aan arriverende luchtvaartuigen en waarom.
• De kandidaat kan uitleggen waarom de QNH hoogtemeterinstelling voor een groot aantal verschillende locaties aan vliegers dient te worden doorgegeven.
• De kandidaat kan aangeven onder welke omstandigheden de verticale positie van een luchtvaartuig boven het Transition Level mag worden uitgedrukt ten opzichte van QNH.
• De kandidaat kan de ICAO-procedure beschrijven voor het vliegen van de QNH-hoogtemeterinstelling naar de 1013.25 hPa instelling.
• De kandidaat kan de aanbevolen ICAO-procedure beschrijven voor hoogtemetercontrole vóór de vlucht (met inbegrip van de toegestane toleranties) in het geval van QNH-instelling en van QFE-instelling.
De kandidaat kan aangeven in welke gevallen de term “HEAVY” moet worden toegevoegd in de radiocommunicatie met de luchtverkeersdiensten.
• De kandidaat kan aangeven waar de specificaties voor de verschillende wake turbulence categorieën kunnen worden gevonden.
• De kandidaat kan de voorschriften geven met betrekking tot het doen uitgaan van Air Reports (AIREP’s).
De kandidaat kan de twee basismethoden noemen voor separatie van luchtverkeer.
• De kandidaat kan per luchtruimklasse aangeven welke vluchten van elkaar worden gesepareerd door de luchtverkeersdiensten.
• De kandidaat kan de procedures en voorschriften beschrijven aangaande het handhaven van eigen separatie in zichtweersomstandigheden (Visual Meteorological Conditions).
• De kandidaat kan aangeven op welke Mode en Code de SSR transponder moet worden ingesteld in geval van:
- Nood.
- Wederrechtelijke inmenging.
• De kandidaat kan aangeven op welke wijze een luchtvaartuig in nood hulp kan verwachten van de luchtverkeersdiensten.
• De kandidaat kan aangeven op welke wijze kan worden vastgesteld of een luchtvaartuig nog in staat is uitzendingen van de luchtverkeersdiensten te ontvangen in geval van verlies van de tweezijdige radioverbinding.
De kandidaat kan aangeven welke aanname door de luchtverkeersdiensten wordt gedaan bij het handhaven van separatie tussen het overige luchtverkeer in geval van verlies van de tweezijdige radioverbinding.
• De kandidaat kan aangeven op welke frequenties de luchtverkeersdiensten informatie en instructies kunnen uitzenden, bestemd voor een luchtvaartuig met een gestoorde radioverbinding.
De kandidaat kan de activiteiten van de luchtverkeersdiensten beschrijven wanneer zij hebben vernomen dat een luchtvaartuig wordt onderschept in of buiten hun gebied van verantwoordelijkheid.
• De kandidaat kan de procedures beschrijven voor vertrekkende en arriverende luchtvaartuigen in zichtweersomstandigheden (Visual Meteorological Conditions).
• De kandidaat kan de taken beschrijven van de plaatselijke verkeersleiding met betrekking tot het verschaffen van informatie en verkeersklaringen aan luchtvaartuigen.
De kandidaat kan aangeven voor welke luchtvaartuigen (met inbegrip van hun positie en vluchtsituatie) de plaatselijke verkeersleiding botsingen dient te voorkomen.
De kandidaat kan een overzicht geven van de apparatuur op luchtvaartterreinen waarvan storingen of onregelmatigheden terstond dienen te worden gemeld door de plaatselijke verkeersleiding.
• De kandidaat kan aangeven dat de plaatselijke verkeersleiding het algemene luchtverkeersleidingscentrum of het vluchtinformatiecentrum dient in te lichten wanneer een luchtvaartuig niet binnen een vastgestelde periode is geland. De kandidaat kan tevens de duur van deze periode aangeven.
• De kandidaat kan de procedures beschrijven voor de plaatselijke verkeersleiding in geval van opschorting van de VFR-vluchtuitvoering.
• De kandidaat kan de term ‘runway-in-use’ verklaren.
• De kandidaat kan een aantal redenen geven waarom de gezagvoerder kan kiezen voor een andere baan dan de ‘runway-in-use’.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de informatie die de plaatselijke verkeersleiding dient te verschaffen in de volgende vluchtfasen:
- Vóór aanvang van het taxiën naar de in gebruik zijnde baan.
- Vóór aanvang van de start.
- Vóór het binnenvliegen van het verkeerscircuit.
• De kandidaat kan aangeven wie de verantwoordelijkheid draagt met betrekking tot het vermijden van botsingen met andere luchtvaartuigen onder zichtweersomstandigheden (Visual Meteorological Conditions).
• De kandidaat kan een overzicht geven van de omstandigheden op het luchtvaartterrein die aan het luchtvaartterreinverkeer dienen te worden meegedeeld.
• De kandidaat kan de voorrangsregels noemen met betrekking tot landende luchtvaartuigen (of luchtvaartuigen in de laatste fase van de nadering) en vertrekkende luchtvaartuigen.
De kandidaat kan aangeven in welke volgorde vertrekkende luchtvaartuigen normaal gesproken worden geklaard.
• De kandidaat kan de drie voorwaarden noemen waaraan moet worden voldaan voordat een luchtvaartuig een klaring krijgt om de take off aan te vangen.
• De kandidaat kan de procedure beschrijven voor een ‘immediate take off’.
• De kandidaat kan de drie voorwaarden noemen waaraan moet worden voldaan voordat een landend luchtvaartuig wordt toegestaan om gedurende de eindnadering het begin van de landingsbaan te overvliegen.
• De kandidaat kan de drie categorieën luchtvaartuigen noemen waarop de wake turbulence separatieminima worden gebaseerd.
• De kandidaat kan het begrip ‘vluchtadvisering’ (Air Traffic Advisory Service) definiëren.
• De kandidaat kan aangeven aan welke luchtvaartuigen vluchtadvisering wordt verschaft.
• De kandidaat kan de diverse aspecten van alarmering beschrijven.
• De kandidaat kan de doelstellingen van vluchtadvisering noemen.
• De kandidaat kan uitleggen waarom bij vluchtadvisering geen verkeersklaringen worden verstrekt, maar slechts adviserende informatie.

Europese organisaties in de burgerluchtvaart
• De kandidaat kan de Europese organisaties noemen die van wezenlijk belang zijn bij de totstandkoming van Europese- en Nederlandse luchtvaartregelgeving. De bedoelde organisaties zijn de Europese Unie (EU), European Civil Aviation Conference (ECAC), Joint Aviation Authorities (JAA), Eurocontrol en European Aviation Safety Agency (EASA)).
• De kandidaat kan het onderscheid tussen een Europese Verordening en een –Richtlijn aangeven.

JAA REGELINGEN

Gezamenlijke luchtvaartautoriteiten (JAA – Joint Aviation Authorities) Regelingen (JAR- Joint Aviation Requirements)
• De kandidaat kan de relatie beschrijven tussen JAR-FCL en Bijlage 1 (Personnel Licensing) bij het Verdrag van Chicago.
• De kandidaat kan aangeven waarmee de delen 1, 2 en 3 van JAR-FCL zich respectievelijk bezighouden.
• De kandidaat kan de twee factoren noemen die de geldigheid van een brevet bepalen.
• De kandidaat kan de regelgeving beschrijven aangaande afgifte, verlenging, schorsing en intrekking van een brevet.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de beperkingen voor brevethouders van 60 jaar en ouder.
• De kandidaat kan aangeven in welke mate JAA lidstaten de brevetten en bevoegdverklaringen van andere JAA lidstaten dienen te accepteren.
• De kandidaat kan aangeven wat geregeld is met betrekking tot medische geschiktheid en de noodzaak van een medische verklaring.
• De kandidaat kan aangeven wat geregeld is over achteruitgang in de medische geschiktheid van een vlieger.
• De kandidaat kan aangeven wat voor houders van medische verklaringen geregeld is over medicatie, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen.
• De kandidaat kan aangeven onder welke omstandigheden aeromedisch advies moet worden gevraagd of het bevoegd gezag schriftelijk moet worden ingelicht.
• De kandidaat kan de regelgeving beschrijven aangaande ervaring en toekenning van vlieguren.
• De kandidaat kan aangeven wat geregeld is met betrekking tot de staat die het bewijs van bevoegdheid afgeeft.
• De kandidaat kan een overzicht geven van de algemene eisen die gesteld worden aan leerling-vliegers.
• De kandidaat kan aangeven welke leeftijd een leerling-vlieger tenminste moet hebben voor de eerste solovlucht.
• De kandidaat kan aangeven wat voor leerling-vliegers geregeld is met betrekking tot medische geschiktheid.
• De kandidaat kan aangeven wat geregeld is voor een Bewijs van Bevoegdheid voor privévliegers (Private Pilot Licence) met betrekking tot:
- Leeftijd
- Medische geschiktheid
- Bevoegdheden en voorwaarden
- Ervaring en toekenning
- Opleiding
- Theorie-examen
-Vaardigheid
• De kandidaat kan een overzicht geven van de onderverdeling van klassebevoegdverklaringen.
• De kandidaat kan aangeven onder welke omstandigheden een klasse- of typebevoegdverklaring is vereist.
• De kandidaat kan de voorschriften geven aangaande geldigheid, verlenging en hernieuwde afgifte van klasse- en typebevoegdverklaringen.
• De kandidaat kan de algemene eisen beschrijven aangaande het geven van vlieginstructie.

Zweefvliegvelden

  • De kandidaat kan de eisen noemen waaraan een startterrein voor zweeftuigen moet voldoen.
  • De kandidaat kan de eisen noemen waaraan een landingsterrein voor zweefvliegtuigen moet voldoen
  • De kandidaat kan de eisen noemen betreffende graslengte, hindernissen en obstakels, vallende lierkabels.
  • De kandidaat kan de eisen noemen voor het plaatsen van een windzak.
  • De kandidaat kan de eisen noemen voor het landen over obstakels van 10 meter hoog en de plaats van het landingsterrein.
  • De kandidaat kan de eisen noemen voor een landingsterrein met motorzweefvliegtuigen.
  • De kandidaat kan de eisen noemen over gelijktijdig starten van motorzwevers en zweefvliegtuigen.

Technische voorschriften voor lieren en slepen

  • De kandidaat kan de eisen noemen waaraan de lier moet voldoen.
  • De kandidaat kan beschrijven waaraan een kapinstallatie moet voldoen
  • De kandidaat kan noemen wanneer een zwaailicht op de lier gebruikt moet worden en waar die aan moet voldoen.
  • De kandidaat kan beschrijven waar de liercabine aan moet voldoen.
  • De kandidaat kan beschrijven waaraan een lierkabel moet voldoen.
  • De kandidaat kan beschrijven welke breukstukken er zijn en waar die voor gebruikt moeten worden.
  • De kandidaat kan de eisen noemen waaraan een kabelscherm moet voldoen.
  • De kandidaat kan beschrijven welke eisen er gelden t.a.v. het slepen van zweefvliegtuigen.
  • De kandidaat kan uitleggen aan welke eisen van lengte ens terkte een sleepkabel moet voldoen.
  • De kandidaat kan verklaren wat de functie van het breukstuk is en waar het breukstuk geplaatst moet worden bij de sleepstartmethode.

Kunstvluchten met zweefvliegtuigen

  • De kandidaat kan de eisen noemen onder welke omstandigheden kunstvluchten plaats mogen vinden.
  • De kandidaat kan uitleggen onder welke omstandigheden formatievliegen is toegestaan.