1.3. NATIONALITEIT EN REGISTRATIE KENMERKEN VAN LUCHTVAARTUIGEN

1.3. AIRCRAFT NATIONALITY AND REGISTRATION MARKS 

  • 1.3.1 Regeling inschrijving Nederlandse burgerluchtvaartuigen
  • 1.3.2 Het nationaliteits en inschrijvingskenmerk
  • Samenvatting

Ieder luchtvaartuig heeft volgens het ICAO-verdrag een nationaliteit waarmee vaststaat welk land voor dit vliegtuig verantwoordelijk is. Een vliegtuig kan slechts één nationaliteit hebben, maar het kan wel wisselen van nationaliteit.

Ieder land is verplicht een register van luchtvaartuigen van hun nationaliteit bij te houden. De staat legt daarin vast wie de eigenaar of houder van het luchtvaarttuig is, zodat per luchtvaartuig duidelijk is wie er voor het luchtvaartuig verantwoordelijk is. De staat geeft voor haar luchtvaartuigen een Bewijs van Inschrijving af.

Ieder luchtvaartuig moet, behoudens ontheffing in special gevallen, een nationaliteits- en inschrijvingskenmerk voeren.

ICAO Annex 7

1.3.1 REGELING INSCHRIJVING NEDERLANDSE BURGERLUCHTVAARTUIGEN (WLV)

De Regeling inschrijving Nederlandse burgerluchtvaartuigen is een nadere uitwerking van het Besluit Luchtvaartuigen 2008 en bevat o.a. de regels voor de nationaliteits- en inschrijvingskenmerken.

Artikel 3 [Algemeen]
De houder van het luchtvaartuig is verplicht de minister zo spoedig mogelijk in te lichten indien:

  1. het luchtvaartuig definitief niet meer aan het luchtverkeer deelneemt;
  2. het luchtvaartuig is overgedragen aan een andere houder of eigenaar onder opgave van diens naam, adres, woonplaats dan wel zetel, land van vestiging en datum van overdracht;
  3. het luchtvaartuig in het buitenland is ingeschreven;
  4. het bewijs van inschrijving verloren is gegaan;

Artikel 4 [In te dienen gegevens bij inschrijving]

  1. Bij de aanvraag tot inschrijving van het luchtvaartuig in het register wordt een bewijs van eigendom van het luchtvaartuig overgelegd.
  2. Indien het luchtvaartuig vanuit het buitenland wordt ingevoerd, wordt een bewijs ingediend dat het luchtvaartuig niet dan wel niet meer in het buitenland is ingeschreven.

1.3.2 HET NATIONALITEITS- EN INSCHRIJVINGSKENMERKKENMERK

Elk land heeft een nationaliteitskenmerk voor de bij dat land ingeschreven luchtvaartuigen. Daardoor wordt bepaald welke nationale autoriteit verantwoordelijk is voor het toezicht op de luchtwaardigheid van die vliegtuigen.

Artikel 14 [Nationaliteitskenmerk]

1. Het nationaliteitskenmerk voor Nederland bestaat uit PH. Dit kenmerk wordt met een koppelteken verbonden met het inschrijvingskenmerk.
2. Het inschrijvingskenmerk bestaat uit:

  1. drie of vier cijfers voor een zweef- en motorzweefvliegtuig;

Artikel 15 [Plaats van de kenmerken]
1. De kenmerken worden aan de buitenzijde van het luchtvaartuig op een duurzame wijze aangebracht. De kenmerken worden altijd schoon en zichtbaar gehouden en stichten geen verwarring.

4 Op de vleugels van luchtvaartuigen, aangebracht als volgt:

  1. op de linkerhelft van de onderzijde of over de gehele onderzijde, waarbij het nationaliteitskenmerk op de linkerhelft is aangebracht en het inschrijvingskenmerk op de rechterhelft;
  2. zo mogelijk op gelijke afstand van de voor- en achterrand van de vleugel;
  3. met de top van de letters of cijfers naar voren gericht.

6. De kleur van de kenmerken onderscheidt zich duidelijk van de ondergrond.
7. De kleur van de diverse karakters is zo veel mogelijk gelijk.

Artikel 16 (Grootte van de kenmerken)

  1. De letters en cijfers van het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk zijn alle van gelijke hoogte.
  2. De kenmerken op luchtschepen en ballonnen zijn ten minste 50 centimeter hoog.
  3. De kenmerken op de vleugels zijn ten minste 50 centimeter hoog.
  4. De kenmerken op de romp, staartvlakken en overeenkomstige delen zijn ten minste 30 centimeter hoog.
  5. Indien het niet mogelijk is de kenmerken met de in het tweede, derde of vierde lid aangegeven hoogte aan te brengen, mogen de afmetingen van de kenmerken kleiner zijn, maar niet kleiner dan noodzakelijk is.

Zweefvliegtuig met nationaliteits- (PH) en inschrijvings- (1557) kenmerk.

Artikel 19 (Identificatieplaat)

1. Luchtvaartuigen zijn voorzien van een identificatieplaat, waarin ten minste het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk zijn gegraveerd.

2. De identificatieplaat is gemaakt van vuurvast materiaal en is behoorlijk bevestigd op een goed zichtbare plaats, bij voorkeur en voor zover van toepassing bij de hoofdingang van het luchtvaartuig.

Voor verdere details zie: Regeling inschrijving Nederlandse burgerluchtvaartuigen

Samenvatting

ICAO Annex 7 geeft regels aan voor het aanbrengen van de nationaliteits- en inschrijvingskenmerken en voor het bijhouden van een luchtvaartregister. 

Een luchtvaartuig moet beschikken over:

  1. een registratiekenmerk (bijvoorbeeld de PH-731). Het registratiekenmerk bestaat uit het nationaliteitskenmerk (de letters PH) en een inschrijvingskenmerk (bij zweefvliegtuigen drie of vier cijfers). Dit moet op de juiste manier en juiste plaats worden aangebracht, 
  2. een geldig bewijs van inschrijving; Elk zweefvliegtuig heeft een BvI (Bewijs van Inschrijving) een  bewijs dat het ingeschreven staat in het luchtvaartregister van een land. Op het BvI staan de nationaliteits- en Inschrijvingskenmerken en de naam van de eigenaar van het vliegtuig.  Het BvI blijft geldig zolang het vliegtuig niet verandert van eigenaar en het vliegtuig niet voorgoed buiten gebruik is gesteld. 
  3. In het vliegtuig bevindt zich een identificatieplaatje van onbrandbaar materiaal met daarop o.a. het registratiekenmerk van het vliegtuig.

Luchtvaartregister:

  • De overheid zorgt voor een luchtvaartregister daarin staan de Nederlandse (zweef)vliegtuigen met hun nationaliteitskenmerk (PH) en hun inschrijvingskenmerk. 
  • De Nederlandse overheid is verantwoordelijk voor het toezicht op de luchtwaardigheid van PH-geregistreerde (zweef)vliegtuigen.