4. Les 6 - RECHTUITVLIEGEN, VLEUGELS HORIZONTAAL
Rechtuitvliegen met constante snelheid naar een punt op de horizon doe je door:
- De juiste neusstand aan te houden en niet de snelheidsmeter na te jagen;
- De trim zo te gebruiken dat er geen krachten meer werken op het hoogteroer:
- De vleugels horizontaal te houden bij correcties de stuurknuppel en het voetenstuur tegelijk te gebruiken.
Houd de afstand van de horizon tot aan de kaprand constant.
DE JUISTE NEUSSTAND
De juiste neusstand (afstand horizon tot aan de kaprand) is heel belangrijk. Bij elke snelheid hoort een bepaalde neusstand. De snelheid houd je constant door de horizon op dezelfde plaats in de kap te houden (de neus op dezelfde plaats onder de horizon). De snelheidsmeter dient ter controle. Met de juiste trimstand is het houden van de gewenste snelheid eenvoudig.
DE TRIM
Je gaat oefenen om met constante snelheid rechtuit te vliegen. Je moet daarvoor eerst de trim instellen. Ga ongeveer 85 km/h vliegen, met de vleugels horizontaal en verschuif de trim zover dat je geen druk meer op de stuurknuppel naar voren of naar achteren hoeft te geven om deze snelheid te behouden. Dit trimmen doe je in het vervolg altijd direct na het ontkoppelen bij de gewenste snelheid en iedere keer wanneer je sneller of langzamer wilt gaan vliegen. Als je het iedere keer doet zul je het onbewust gaan doen en heb je er je verdere zweefvliegcarrière veel profijt van.
DE SNELHEIDSMETER NIET NAJAGEN
Als je op de snelheidsmeter ziet dat je te langzaam vliegt en je doet de stuurknuppel naar voren om meer snelheid te krijgen, dan zal de snelheidsmeter pas na enige tijd oplopen, want het duurt even voordat het vliegtuig na verandering van stand de nieuwe snelheid heeft bereikt. Jaag je de snelheidsmeter na, dan vlieg je steeds te hard en dan weer te langzaam enz. Bij te langzaam vliegen doe je de stuurknuppel iets naar voren. Je ziet dan dat de plaats van de horizon iets hoger in de kap komt. Na een paar tellen geeft de snelheidsmeter aan dat het zweefvliegtuig zijn nieuwe snelheid bereikt heeft. Ook hier blijkt weer hoe belangrijk het is om op de horizon te letten.
GECOÖRDINEERD STUREN
Je neemt een punt aan de horizon en probeert daar heen te vliegen. Je stuurt gecoördineerd, d.w.z. bij een correctie van de koers gebruik je stuurknuppel en voetenstuur.
Als het piefje (ook wel draadje genoemd) recht staat vlieg je slipvrij. Je hebt dan de neus recht in de aanstromende lucht.
Zegt de instructeur: ‘Denk om het piefje’, of: ‘Denk om de coördinatie’, dan staat het draadje blijkbaar scheef. De neus houd je dan niet recht in de aanstromende lucht. Het vliegtuig wordt scheef aangestroomd en dit veroorzaakt extra weerstand.
Je corrigeert dit door het voetenstuur zover ‘tegen’ in te trappen, dat het draadje weer recht staat. Met ‘tegen’ bedoelen we: intrappen aan de kant waar het draadje niet naar toe wijst.
In sommige zweefviegtuigen zit naast een peiefje ook een slipmeter. Dit is een buisje gevuld met vloeistof met daarin een balletje. Staat het balletje in het midden dan vlieg je gecoördineerd (1). Staat het balletje naar rechts (2) - het draadje wijst dan naar links - dan corrigeer je door rechts voeten te geven (trappen aan de kant van het balletje).
Aangezien het draadje op de kap geplakt zit en een directe aanwijzing geeft, gebruik je de slipmeter alleen als het draadje ontbreekt. Kijk dus zo weinig mogelijk naar de slipmeter.
HORIZONTAAL HOUDEN
Je zult merken dat wanneer je de ene vleugel hoger houdt dan de andere, het vliegtuig een bocht inzet, want het neveneffect van hellen is gieren. Kijk of je de horizon horizontaal in de kap ziet of kijk even naar de stand van de vleugels boven de horizon. Hoe horizontaler je de vleugels houdt, hoe gemakkelijker het is om rechtuit te vliegen.
Netjes rechtuit vliegen valt in het begin niet mee. De instructeur die achterin zit en door zijn vliegervaring na een blik op de horizon gewoon ‘weet’ (ziet, voelt) hoe de stand van het vliegtuig ten opzichte van de horizon is, voelt direct dat het vliegtuig niet horizontaal vliegt of slipt. Dit ‘weten’ zal zich bij jou in de loop van de opleiding ook steeds verder ontwikkelen. Daardoor wordt het steeds gemakkelijker om rechtuit te vliegen. Bedenk dat je bij het gebruik van het rolroer niet moet vergeten daarbij ook tegelijk het richtingsroer ter correctie te gebruiken. Doe je dit niet dan staat de neus van het zweefvliegtuig niet stil op het doel in de verte gericht, maar dweilt steeds heen en weer.
Onthoud: als je de vleugels niet horizontaal hebt, kun je niet goed rechtuitvliegen en bij een uitslag van het rolroer hoort een gepaste correctie met het richtingsroer.