4.12 GEBRUIK RADIO EN TRANSPONDER

  • Alleen zakelijke informatie  
  • Eerst luisteren en dan zenden  
  • Eerst de ander z'n callsign noemen en dan je eigen callsign  
  • Tijdens de vlucht de transponder op ALT en meestal op 7000.
 
De zender  
Bijna alle zweefvliegtuigen hebben tegenwoordig een zend- ontvangstinstallatie. Zo'n installatie heeft o.a. een:
  • een display met daarop de geselecteerde radiofrequentie of het kanaalnummer:
  • een “zendknop” ( push to talk button /  PTT) op de stuurknuppel of op het instrumentenbord:
  • een volumeknop en een squelch-knop (ruisonderdrukker);
  • knoppen om van radiofrequentie te wisselen.
De zendknop zit meestal op de stuurknuppel. Als je de zendknop indrukt gaat de ontvanger 'dicht' en de zender 'open'. Het onnodig indrukken van de zendknop, of een zendknop die soms blijft haken, veroorzaakt hinder op de zendfrequentie. Door het afzetten van de squelch hoor je een ruis. Hiermee kun je horen hoe luid het volume staat. Ook kun je de squelch uitzetten wanneer door de grote afstand de oproep heel zwak doorkomt. Dan kun je signalen die anders niet over de squelchdrempel zouden komen ontvangen. Zorg ervoor dat je de zender alleen gebruikt als de antenne is aangesloten. Wanneer je zendt zonder aangesloten antenne (wat bijvoorbeeld bij de grondset wel eens voor kan komen) beschadig je meestal de zender. 
 
 
Kanaalseparatie
Tot aan 2018 hadden de zweefvliegradio's een kanaalseparatie van 25 kHz. Na 122.475 MHz kwam 122.500 MHz en dan 122.525 MHz. Aangezien er een tekort aan frequenties was, moesten alle radio's vervangen worden door radio's met een kanaalseparatie van 8.33 kHz. De frequentie van de Friese Aero Club was 123.350 MHz en dit is nu geworden kanaal 123.355. Bij 8.33 kHz-separatie is het woord frequentie vervangen door kanaal.
 
Kort en krachtig 
Voor de zweefvliegers is een aantal kanaalnummers beschikbaar gesteld: 122.480; 122.505; 123.355; 123.380; 123.505; 129.980 en 130.130. Deze kanalen gelden alleen voor het Nederlandse luchtruim. Bij het vliegen in het buitenland mag je deze kanalen niet gebruiken, want die kunnen daar toegewezen zijn aan grondstations van vliegvelden.
Zweefvliegers zonder de RT-aantekening op hun zweefvliegbrevet (LAPL(S of SPL) mogen alleen deze kanaalnummers gebruiken. Deze kanalen zijn er alleen voor om nuttige informatie door te geven. Wat radiodiscipline is (of, beter gezegd, juist niet is) zal je inmiddels wel duidelijk zijn. Op thermische dagen lijkt het op sommige van deze frequenties net een babbelbox. Veel vliegers vinden het geklets op de radio zo hinderlijk dat ze, om goed geconcentreerd te kunnen thermieken, de radio maar heel zacht of uitzetten. Ze zijn dan niet te bereiken en dat kan erg vervelend zijn voor de vliegclub. Een aantal clubs heeft beslist radiocontact nodig omdat de verkeerstoren van het (militaire) vliegveld waarop ze vliegen eist dat de vliegers snel via de radio te bereiken zijn. Houd de radiodiscipline in ere en gebruik de radio om volgens de regels - kort en krachtig - uitsluitend noodzakelijke mededelingen te doen. Zweefvliegers met een RT-bevoegdheid mogen alle burgerluchtvaartfrequenties gebruiken en kunnen bijvoorbeeld met een motorzwever op een nationaal of internationaal vliegveld landen. 
 
Internationale noodfrequentie
De frequentie 121.500 MHz is de internationale noodfrequentie. Veel stations en instanties luisteren daarop uit. Dit kanaal moet volledig vrij blijven voor noodoproepen. Zorg ervoor dat je bij het checken van de radio eerst kijkt op welke frequentie hij staat voor je de zendknop indrukt!
 
Reikwijdte  
Wanneer een zweefvlieger tijdens een overland laag zit, of ver weg is, kun je hem niet ontvangen. Het bereik van de radiozendinstallatie is, door de bolling van de aarde, niet oneindig. De radiogolven van een zweefvliegtuig planten zich voort in een vrijwel rechte lijn van de zender naar de ontvanger. Zender en ontvanger bevinden zich eigenlijk op "zichtafstand" van elkaar. De reikwijdte bereken je ruwweg als volgt: bereik in kilometers = 4 x de wortel uit de vlieghoogte in meters. Voorbeeld: Bij een vlieghoogte van 900 m is het bereik 4 x 30 = 120 km. Het bereik van twee zweefvliegtuigen die elkaar oproepen en elk op zo'n 900 m hoogte zitten is het dubbele hiervan, dus 2 x 120 =240 km.  
 
Uitluisteren en oproepvolgorde 
Onder het vliegen luister je natuurlijk niet naar alles wat op de radio gezegd wordt. Maar als iemand jouw roepnaam noemt, trekt hij jouw aandacht. Daarom begin je een oproep altijd met het callsign (de roepnaam) van degene die je moet hebben. Je begint pas met het zenden van de oproep als een ander gesprek beëindigd is. Eerst uitluisteren en dan zenden en eerst de ander z'n roepnaam en dan het eigen callsign, behoren vaste procedures te zijn. Een oproep tijdens een overland van de PH-784 naar de zweefvliegclub op vliegveld Leeuwarden kan er bijvoorbeeld zo uitzien: 
 
Leeuwarden grond - Foxtrot Kilo
Foxtrot Kilo - Leeuwarden grond
Foxtrot Kilo boven Drachten 1000 m bezig met final glide
Foxtrot Kilo de wind is 180° met 5 knopen
180° en 5 knopen, bedankt en tot straks
 
Leeuwarden grond is de zweefvliegclub. Leeuwarden Tower is de toren van de vliegbasis en die zit op een ander kanaalnummer (120.705). De letters FK zijn de wedstrijdletters die op de PH-784 staan. Het spellen van de wedstrijdnamen of de PH-nummers gebeurt volgens het internationale spellingsalfabet. De PH-784 kan dus opgeroepen worden met Papa Hotel seven eight four of met de naam Foxtrot Kilo.

 

Hieronder zie je dat alfabet met daarnaast de uitspraak. De lettergreep die onderstreept is krijgt de klemtoon. De uitspraak is als volgt.. (link naar NATOPhoneticAlphabet.ogg).

  Spelling Uitspraak      Spelling Uitspraak
A ALFA AL-FA   N NOVEMBER NO-VEM-BER
B BRAVO BRA-VO   O OSCAR OS-CAR
C CHARLIE CHAR-LIE   P PAPA PA-PA
D DELTA DEL-TA   Q QUEBEC KEH-BECK
E ECHO É-KO   R ROMEO RO-ME-O
F FOXTROT FOX-TROT   S SIERRA SEE-AIR-RA
G GOLF GOLF   T TANGO TENG-GO
H HOTEL HO-TEL   U UNIFORM YOU-NI-FORM
I INDIA IN-DIA   V VICTOR VIK-TOR
J JULIETT DJOE-LIET   W WHISKY WIS-KIE
K KILO KI-LO   X X-RAY EKS-RAY
L LIMA LI-MA   Y YANKEE JENG-KEY
M MIKE MAAIK   Z ZULU ZOE-LOE

Hieronder zie je de uitspraak van de cijfers en de getallen. De getallen hundred en tousand worden alleen gebruikt bij het aangeven van de hoogt of het zicht. Getallen die uit meer dan één cijfer bestaan worden één voor één uitgesproken 
 
  cijfer uitspraak   voorbeeld  
0 ZERO SIRRO   . DECIMAL
1 ONE     30 TREE ZERO
2 TWO     75 SEVEN FIFE
3 TREE     100 ONE HUNDRED
4 FOUR FOU-ER   1000 ONE TOUSAND
5 FIVE     PH-731 PAPA HOTEL SEVEN TREE ONE
6 SIX     FL 95 FLIGHT LEVEL NINER FIVE
7 SEVEN     090° HEADING ZERO NINER ZERO
8 EIGHT     SQUAWK 7000 SQUAWK SEVEN ZERO ZERO ZERO
9 NINER NEI-NER   123.35 ONE TWO TREE DECIMAL TREE FIVE
 
De woorden "over", "uit", "voor" en "van" worden dus nooit gebruikt, alleen de twee callsigns met als eerste degene die opgeroepen wordt. Elke andere vorm geeft verwarring en komt amateuristisch over. Een juist gebruik van de radio is ook belangrijk als zweefvliegers als volwaardige medegebruikers van het luchtruim geaccepteerd willen worden. 
 
 

TRANSPONDER

Het woord transponder komt van de woorden: transmitter (zender) en responder (antwoorder). Na de invoering van de transponderplicht, in het grootste gedeelte van het Nederlandse luchtruim, zijn de meeste zweefvliegtuigen uitgerust met een zogenaamde Mode S transponder.

Bijna het hele Nederlandse luchtruim is eenTMZ, een Transponder Mandatory Zone. Alleen onder de 1200 ft hoef je geen transponder te hebben en in het weekend als er geen militair verkeer is, mag je in een gedeelte van het Nederlandse luchtruim zonder transponder vliegen. Zweefvliegtuigen die wel een transponder hebben moeten die altijd tijdens het vliegen aan hebben. Zweefvliegtuigen met maar één accu kunnen buiten een TMZ de transponder uitzetten (zie SERA 13001)

Een transponder zendt (transmit) en antwoordt (respond). Hij zendt periodiek een signaal  uit en  antwoordt wanneer hij door een radar of een ACAS (Airborne Collision Avoidance System van een verkeersvliegtuig) wordt ondervraagd.  Als antwoord stuurt hij een signaal terug dat informatie bevat over bijvoorbeeld de transpondercode en de hoogte van het vliegtuig. Dat signaal wordt door de radar of ACAS opgevangen en verwerkt tot een afstand en een richting. Welke informatie er precies door de transponder wordt doorgegeven hangt af van de instelling van de transponder.

Transponder instellingen
We kennen de volgende instellingen:

  1. Mode A:  Bij mode A wordt de vier-cijferige code uitgezonden.
  2. Mode C:  Bij mode C wordt de vlieghoogte (uitgedrukt in Flight Level, dus gebaseerd op 1013.2 hPa) uitgezonden.
  3. Mode A/C: Bij mode A/C wordt de 4-cijferige code plus de vlieghoogte uitgezonden.
  4. Mode S:  Bij mode S zendt de transponder naast de 4-cijferige code en de drukhoogte tevens een unieke 24-bits identificatiecode uit. Deze identificatiecode bevat o.a. het registratiekenmerk van het vliegtuig (bijvoorbeeld: PH-731). 

De 24-bits identificatie wordt door de nationale luchtvaartautoriteit toegekend. In Europees luchtruim moeten Mode S-transponders gebruikt worden.

Voor de start zet je de transponder op standby. Dat is de opwarmstand. Wanneer je de transponder op ON zet (Mode A) dan wordt alleen de vier-cijferige code uitgezonden. Alleen op de stand ALT (Mode ACS) wordt hoogte, positie en de identificatiecode weergegeven. Wanneer de transponder per ongeluk op ON staat i.p.v. op ALT dan kan de verkeersleiding vragen om de transponder op ALT (mode ASC) te zetten.  Zo'n verzoek over de radio luidt dan:

  PH-751  SQUAWK CHARLIE
SQUAWKING CHARLIE PH-751

 

Het is belangrijk om bij de cockpitcheck je transponder op ALT aan te zetten zodat de luchtverkeersleiding en andere vliegtuigen je positie, hoogte en identificatiecode hebben. Je hoeft niet in contact te zijn met een verkeersleider om toch voordeel van je transponder te hebben. Zo waarschuwt de verkeersleiding groter (en sneller) verkeer van jouw aanwezigheid. Ook ACAS maakt gebruik van de transpondersignalen ter voorkoming van botsingen

De transponder op de afbeelding staat ingesteld op code 7000.  Bij vliegen in ongecontroleerd gebied blijft de transponder op deze code staan. In gecontroleerd luchtruim kan de verkeersleiding je vragen om een andere code te squawken. Er zijn een paar speciale codes:

Speciale transponder-codes:

7000 Voor vliegen in ongecontroleerd gebied
7500 code om aan te geven dat er sprake is van een kaping
7600 code om aan te geven dat er sprake is van uitval van de radioverbinding
7700 code om aan te geven dat er sprake is van een noodgeval 

Een geheugen steuntje voor die codes:

seven five, someone with a knife
seven six, ik hoor niks
seven seven, we're going to heaven

Op de transponder zit ook een IDT-knop (ident-knop). Het kan voorkomen dat de verkeersleiding je opdraagt om deze in te drukken: “Squawk ident!” Je drukt dan 1 keer op de IDT-knop en bij de verkeersleider zal jouw positie gedurende enige tijd oplichten op het scherm.

Lees voor het gebruik van je transponder altijd goed het handboek om verkeerd gebruik te voorkomen.