4.26 LANDEN IN HEUVELACHTIG TERREIN
De nadering op final (1):
- Vlieg het laatste stuk van je final bij voorkeur met half of tweederde remkleppen.
- Kies een richtpunt een korte afstand voor je landingsveld.
- Behoud bewust je landingssnelheid totdat je begint met afronden.
Afronden (2):
- Bij een oplopend landingsterrein moet je het afronden iets eerder beginnen om de grotere hoek waaronder het zweefvliegtuig zal landen te compenseren
- Concentreer je op een punt verderop en fixeer je niet op je referentiepunt
Afvangen (3):
- Richt je op een punt in de verte.
- Houd met de stuurknuppel het zweefvliegtuig net boven de grond totdat de snelheid zover is afgenomen dat het vanzelf zakt en de grond raakt.
- Houd de vleugels horizontaal
Uitrollen (4):
- Trek de remkleppen volledig open.
- Houd de stuurknuppel naar achteren.
- Gebruik grote roeruitslagen om de vleugels horizontaal te houden.
- Gebruik het richtingsroer om de landingsrichting aan te houden.
Heuvelachtig terrein
Overlandvliegen in heuvelachtig terrein vergt meer ervaring en overlandvliegen in de bergen is alleen geschikt voor de zeer geoefende zweefvlieger die ter plaatse eerst grondig instructie heeft gehad. Let er bij heuvelachtig terrein op dat de landing tegen de helling op gebeurt. Dit is nog belangrijker dan tegen de wind in. Bij een landing hellingafwaarts is het zweefvliegtuig haast niet tot stilstand te brengen. Je gaat natuurlijk niet overland met een vliegtuig waarvan de wielrem niet werkt. Bij een heuvelachtig terrein bevinden de rivieren, spoorwegen en electriciteitsleidingen zich meestal in het dal en de bomen meestal op de top van de heuvel. Land dus niet richting water of spoorbaan, maar juist er vanaf. Ook een landing op de top van een heuvel is niet zonder risico, want daar loopt alles de heuvel af. Bij veldkeuze in heuvelachtig terrein kun je het beste uitkijken naar vlakke stukken. Kanalen, rivieren en spoorwegen kun je als horizontaal beschouwen. Autowegen zijn behoorlijk vlak, maar het terrein ernaast vaak helemaal niet. In heuvelachtig terrein is het nog belangrijker om voor akkers te kiezen. Deze terreinen zijn met machines bewerkt en hier heb je dus de minste kans om stenen, kuilen en obstakels in de landing tegen te komen.
Op de afbeelding zie je een voorbeeld van overlandkeuze in heuvelachtig terrein. Bestudeer de verschillende velden, maak een keuze en lees dan het commentaar bij de verschillende mogelijkheden. De rook rechtsonder geeft de windrichting aan. De windrichting is evenwijdig aan de hoogspanningsdraden.
- Niet goed. Bomen op final en een afrastering.
- Loslopend vee.
- Akker. Vrije inzweef. Lang genoeg =>geschikt.
- Weiland. Vrije inzweef, lang genoeg, lijkt een keuze als C te ruwe greppels heeft of te hoog gewas.
- Ongeschikt, er liggen strobalen of iets dergelijks.
- Reserve veld. Landen naar de hoogspanningsdraden toe en rekening houden met de dwarswind.
- Geen vrije inzweef door telefoonpalen. Te kort veld.
- Idem.
- Geen vrije inzweef, dus te kort veld.
- Lijkt een redelijk veld maar houdt rekening met een landing tegen de helling op.
Bergop landen
Als er geen andere geschikte landingsvelden zijn, dan is een bergopwaartse landing soms onvermijdelijk. Als je niet gewend bent om bergop te landen, houd er dan rekening mee dat je gemakkelijk de fout kunt maken om het vliegveld te steil te naderen; gezien vanuit de lucht zal een glooiend terrein dichterbij lijken dan een vlak terrein.
Een tweede veelgemaakte fout bij het bergop landen is om te laat af te ronden vanwege de grotere hoek waarmee je rekening moet houden. Wees er tenslotte op voorbereid dat het zweefvliegtuig snel snelheid zal verliezen tijdens het afvangen en dat het na de landing en tijdens het uitrollen vrij snel zal afremmen. Veel zweefvliegclubs die op glooiende vliegvelden vliegen, landen liever bergopwaarts, zelfs met lichte rugwind.
Landing op een terrein met dwarshelling
Vanaf een hoogte van 300 m is bijna niet te zien of het veld dwarshelling heeft. Zit je op je basisbeen en je constateert dat het veld toch dwarshelling heeft, land dan vanuit een bocht met dwarshelling om een grondzwaai te voorkomen.
In heuvelachtige streken vlieg je het veiligst door steeds binnen glijbereik van een vliegveld of van te voren geinspecteerd buitenlandingsterrein te blijven. Boven je startveld bouw je zoveel hoogte op dat je zeker weet dat je het volgende veld haalt. Daar steek je pas verder als je voldoende hoogte hebt voor de oversteek naar de volgende landingsmogelijkheid. Je kiest een veld bij voorkeur zoveel mogelijk tegen de wind in. Zit je in de positie dat er alleen maar een landingsveld beschikbaar is, dat tegen een heuvel op ligt, dan land je heuvel opwaarts ook al is dat een landing met de wind mee. Neem extra landingssnelheid. Door het oplopende terrein sta je snel stil.