Het overvliegen van zweefvliegvelden

 Na het lezen van onderstaandverhaal heeft de CIV (Commissie Instructie en Veiligheid van de KNVvL-Afdeling Zweefvliegen) deze poster gemaakt.

Het is heel aantrekkelijk om met een motorvliegtuig via vliegveldjes naar je bestemming te vliegen. Je kunt een rondje met een G op de kaart lezen als ‘Gezellig even buurten’ en als ‘Gevaar, kijk uit!’ Het gaat in dit stuk over ‘See and avoid en het veilig crossen van zweefvliegvelden. We beginnen met een stukje uit de kwartaalreportage van de OVV (Onderzoeksraad Voor Veiligheid) van dit jaar.

Een eenpersoons zweefvliegtuig, was boven het zweefvliegveld aan het draaien in thermiek. Een tweepersoons motorvliegtuig vloog op een gegeven ogenblik onder het zweefvliegtuig door met een geschatte verticale separatie van 30 meter. Beide piloten verklaarden dat het zicht beperkt was en ze zagen elkaar pas op het laatste moment. Hierdoor kon geen van beide piloten nog een uitwijkmanoeuvre maken. Een ander eenpersoons zweefvliegtuig, was ook aan het draaien in de thermiek nabij het zweefvliegveld. Toen vloog een motorvliegtuig onder het zweefvliegtuig door met een geschatte verticale separatie van 40 meter. De zweefvlieger zag het motorvliegtuig onder zich door vliegen. De motorvlieger heeft het zweefvliegtuig niet gezien. Beide voorvallen vonden onder soortgelijke omstandigheden plaats in ongecontroleerd luchtruim. Piloten zijn hier zelf verantwoordelijk voor het voldoende separatie onderhouden met andere luchtvaartuigen met het doel botsingen te voorkomen. Het voortdurend uitkijken naar ander vliegverkeer en het toepassen van een goede scantechniek is hierbij van belang. Het zicht voldeed aan de minimumwaarden die van toepassing zijn op VFR-verkeer in ongecontroleerd luchtruim. De voorvallen benadrukken het belang van een zorgvuldige vluchtvoorbereiding waarbij de gezagvoerder er verantwoordelijk voor is dat hij alle voor de vlucht beschikbare en van toepassing zijnde informatie voor een veilige vluchtuitvoering raadpleegt.

Een veiligheidsmanager van een ander zweefvliegveld meldde dat ze medio 2019 met minimaal 5 crossings van hun veld werden geconfronteerd, terwijl ze “in bedrijf” waren.

De voorvallen van deze twee clubs zijn netjes gemeld bij ILT. Gelukkig zijn ze allemaal goed afgelopen. Waarschijnlijk hebben zich meer van dit soort goed afgelopen voorvallen voorgedaan.

In die periode  2000 t/m 2018 zijn er 2.228.548 zweefvliegstarts gemaakt. Uit een overzicht van incidenten met letsel of schade over die periode blijkt dat Air Proxy op de zesde plaats in de top tien staat. 

Uit een Duits onderzoek over 3168 zweefvliegongevallen over de periode 1973 - 1985 blijkt het volgende:

    Duitsland alle ongelukken Nederland alle ongelukken    Duitsland dodelijke ongelukken Nederland dodelijke ongevallen 
startfase   16.6%  20%   19,20%  31%
vrije-vluchtfase 9.2%  12%    45,90%  54%
landingsfase 70.6%  67%   26,30%  15%
niet vastgesteld 3.6%     8.6%  

 

De meeste ongelukken gebeuren bij de landing en bijna de helft van alle dodelijke ongelukken ontstaan in de vrije-vluchtfase en de helft daar weer van was het gevolg van botsingen. 

Hoe kunnen we ons beter tegen botsingen beschermen? De OVV geeft twee aanbevelingen: een goede vluchtvoorbereiding en voortdurend uitkijken met een goede scantechniek. Op die twee punten wordt hieronder verder ingegaan.

Vluchtvoorbereiding

  • Recente wijzigingen in de Luchtvaartwetgeving 
  • Het verschil tussen veilig overvliegen van groene velden en zweefvliegvelden.

Recente wijzigingen in de Luchtvaartwetgeving
Een onderdeel van de vluchtvoorbereiding is het bestuderen van de vliegkaart. Op dit uitvergrote stukje van de ICAO-kaart zie je de CTR van Leeuwarden.

(klik op de afbeeldingen voor een grotere weergave)

CTR’s die niet actief zijn hebben hetzelfde luchtruim als daaromheen. Dat betekent dat deze CTR 'na vijf uur 's middags en in het weekend meestal verandert in luchtruim G tot 1500 ft en daarboven gelden de regels voor luchtruim E. Ultra Lights en motorvliegtuigen mogen het vliegveld dan onder de 1500 ft crossen ook als daar gestart wordt volgens de lierstartmethode. Als je goed zoekt vind je op de ICAO-kaart een heel klein rondje met een G erin om te waarschuwen tegen zweefvliegactiviteiten. De blauwe pijl wijst er naar. Zo'n kleine G staat bijvoorbeeld ook bij Ameland, Terlet en Deelen. Op de papieren kaart heb je een vergrootglas nodig om hem te zien. 

Vroeger hadden militaire velden een duidelijk rondje met een G op de kaart en een ATZ (Air Traffic Zone), maar de ATZ's zijn op alle militaire velden opgeheven. Verder zie je op de kaart wel drie rondjes met een S erin en daar kan schermvliegen of parapentevliegen volgens de lierstartmethode plaatsvinden. Zo'n rondje met een S houdt in dat je extra goed uit moet kijken, om een situatie zoals hieronder afgebeeld te voorkomen.

Op onderstaand stukje van de ICAO-kaart zie je het zweefvliegveld bij Veendam, aangegeven door het rondje met de letter G erin. 

Om het veld heen zie je een stippellijn, dat geeft de grens aan van de ATZ met een bovengrens van 1500 ft. Motorkisten moesten vroeger een ATZ vermijden omdat er lierstarts kunnen plaatsvinden. Tegenwoordig houdt een ATZ niet meer in dan dat je rekening moet houden met zweefvliegactiviteiten. Ook hier mag je onder de 1500 ft gewoon overvliegen. Wel vermeldt de AIP bij ENR 5.5.2 de velden met Glider Activities. Daarin staat vermeld welke velden zweefvliegactiviteiten hebben. Voor veel zweefvliegvelden staat een hoogte van 2000 ft en soms  2300 ft  (700 meter) vermeld.

Het verschil tussen veilig overvliegen van groene velden en zweefvliegvelden
Hieronder zie je een afbeelding van een zweefvliegcircuit. Dat begint meestal op minimaal 700 ft. (213 m)  naast de lier. De afstand tot de lierbaan is 500 m. Zweefvliegtuigen die eenmaal aan het circuit begonnen zijn, maken dat af en gaan landen. Wie niet van plan is om te landen blijft uit de buurt van het circuit en komt niet boven de lierbaan.

Op de afbeelding zie je links een lier en rechts twee zweefvliegtuigen die klaar staan om te starten. De lierbaan is ongeveer een kilometer lang. Afhankelijk van de wind kan een hoogte van 1000 ft tot1500 ft gehaald worden en op banen die langer dan 1 kilometer zijn wel tot 1900 ft.

Motorkisten hanteren een ander circuit met een korter rugwindbeen. Zij komen halverwege het rugwindbeen van zweefvliegers in het circuit. Daarbij dalen zij zodat ze (bij D) op 700 ft aansluiten in het circuit.

De circuithoogte is 700 ft boven de grond en wie het veld wil crossen doet dit via het midden van het veld op een hoogte van minimaal 1000 ft. Ga je midden over het veld dan is de kans het kleinst dat je startend of landend verkeer tegenkomt. Doe dit a.u.b. niet bij een zweefvliegveld, waar gestart wordt volgens de lierstartmethode, want dan vlieg je recht over de lierbaan en daar is de kans op een botsing met een startend zweefvliegtuig of een daaronderhangende lierkabel juist het grootst. Passeer een zweefvliegveld niet aan de kant van de lier. Daar heb je niet alleen de kans op nog net een lierkabel meepakken, maar ook dat je door het oefengebied van de zweefvliegers vliegt en dat is een drukker stukje luchtruim dan bijvoorbeeld boven de startplaats.

Zien en gezien worden

  • Voortdurend uitkijken en een goede scantechniek
  • Flarm, anti-collisionlight en reflecterende stickers

Voortdurend uitkijken en een goede scantechniek
See and avoid is de belangrijkste luchtvaartregel. De voorbereiding daarvoor begint al voor de start.

  • Zorg dat de kap en je bril schoon zijn.
  • Open de luchtschuif om te verhinderen dat de kap beslaat
  • Bereid je vlucht goed voor zodat je tijdens het vliegen zoveel mogelijk naar buiten kunt kijken.

Houd tijdens het vliegen rekening met de dode hoek van je vliegtuig (onder, achter en bij een bocht onder de vleugels). Kijk gedurende een bocht geregeld in de richting waar je vliegtuig heen gaat. Let vooral op vliegtuigen die op dezelfde hoogte vliegen en op je af komen. Vliegtuigen in die situatie zie je slecht en zijn verraderlijk snel dichtbij.

Wanneer het lijkt dat een vliegtuig niet horizontaal of verticaal beweegt, maar wel groter wordt, moet je zo snel mogelijk uitwijken. Elk vliegtuig waarvan de positie in de kap niet verandert, maar waarvan de omvang wel toeneemt, bevindt zich op een botsingskoers met jou!

Denk vooruit en ga zo vroeg mogelijk naar rechts en houd er rekening mee dat de anderen jou misschien niet zien.

Een wit vliegtuig met een wolk als achtergrond valt niet op. Vooral bij slecht zicht moet je tegen de zon in erg goed uitkijken.

Het is vaak moeilijk te zien of een vliegtuig van je af vliegt of juist naar je toe komt. De silhouetten zijn dan vrijwel gelijk. Ook bij helder weer zijn, door de vele details op de horizon, juist die vliegtuigen die zich op gelijke hoogte bevinden, vaak moeilijk te onderscheiden!

Ontwikkel een veilige scantechniek
Ontwikkel een scanmethode waarbij je in alle richtingen een paar tellen bewust kijkt. Normaal heeft je oog zo’n 2 seconden nodig om na een blik op het instrumentenbord weer scherp te stellen op oneindig. Houd er rekening mee dat bij slecht zicht het oog op instrumentenbordafstand gefocust kan blijven! Je ziet dan niet scherp in de nevelige lucht recht voor je. Richt daarom je blik eerst even op de grond.

Zo’n scanmethode kan er dan zo uitzien. De blik van de vlieger gaat van de ene vleugel in de richting van de andere vleugel en vervolgens via de instrumenten weer naar de andere kant.

Flarm, anti-collisionlight en reflecterende stickers

Bijna alle zweefvliegtuigen hebben een FLARM (Flight Alarm). Een FLARM beschikt over een zend- en ontvangstinstallatie en heeft een ingebouwde GPS. Hij zendt zijn eigenpositie, hoogte en koers uit en ontvangt de GPS-gegevens van andere vliegtuigen die uitgerust zijn met een FLARM. Op grond van die gegevens berekent hij of een naderend vliegtuig dicht in de buurt komt en dan geeft hij vervolgens een lichtsignaal en een geluidssignaal.

De gegevens van de FLARM worden ook doorgestuurd naar de navigatie-apparatuur. Enkele zweefvliegtuigen hebben het signaal zelfs gekoppeld aan een anti-collisionlight dat fel flikkerend oplicht om een naderend vliegtuig te waarschuwen. FLARM is een goed hulpmiddel maar het werkt alleen als ook andere vliegtuigen over FLARM beschikken. Veel sleepvliegtuigen beschikken ook over een FLARM.

Bij sommige zweefvliegwedstrijden is het verplicht om op de neus, de vleugels en het verticale stabilo reflecterende stickers aan te brengen. Hierdoor val je in de lucht eerder op. Zulke stickers aanbrengen kost bijna niets en het heeft zeker effect. Sommige zweefvliegclubs hebben ze op al hun vliegtuigen.  Uiteindelijk gaat het allemaal om één ding: Zien en gezien worden.

Samengevat:

  • Op de kaart staat bij veel zweefvliegvelden een heel klein rondje met een G erin, terwijl er per jaar meer dan 100.000 zweefvliegstarts worden gemaakt. 
  • Een rondje met een G of een S op de kaart betekent een veld waar mogelijk lierstarts plaatsvinden. Vlieg daar ruim boven de 1500 ft overheen en het liefst ruim er omheen.
  • Op militaire velden wordt aan zweefvliegen gedaan. Helaas is de ATZ daar opgeheven maar het zweefvliegen gaat gewoon door..
  • Een FLARM is een goed hulpmiddel bij het uitkijken, maar het werkt alleen als de ander ook een FLARM heeft. 
  • Met reflecterende stickers val je beter op en een anticollisionlight gekoppeld aan de FLARM is nog beter. 

© Dirk Corporaal 2019

Aanvulling 2020

Op de nieuwste vliegkaarten zijn de symbolen in de vierkantjes van de (grotere) velden veel duidelijker aangegeven.

Dat is een van de resultaten van het melden bij ILT en het oppakken in groter verband met KNVvL/AOPA en LVNL.

Afbeeldingen afkomstig van www.zweefvliegopleiding.nl