DE ZWEEFVLIEGOPLEIDING VAN DE TOEKOMST
Een onderdeel van de Nederlandse Zweefvliegdag 2007 ging over de zweefvliegopleiding van de toekomst. Op het programma stond : Introductie door Dirk Corporaal, Goos Hageman en Ferdi Kuijpers, daarna discussie. Hier lees je mijn introductie. Daaronder lees je hier een verslag van Mathilde van Lieshout en Joep Geraedts en tot slot staan er de sheets van Goos Hageman over de opleiding van de toekomst op Terlet.
Hoe kunnen we de zweefvliegopleiding verbeteren. Wat zijn onze sterke en zwakke kanten. We zijn hier met zweefvliegers van 40 clubs bij elkaar. Al die clubs hebben hun sterke kanten. Wanneer we er in slagen om van al die clubs de positieve tips over te nemen, dan wordt het een zinvolle discussie. Eerst vertel ik iets over hoe het zweefvliegen verandert en over het veranderen van de vrijetijdsbesteding in Nederland.
Eerst mijn eigen ervaring. In 1986 verscheen de film Topgun in de bioscopen. De Friese Aero Club speelde daarop in en hield een Topgunactie: Vier zweefvluchten voor ƒ100,-. Zo ben ik begonnen. Na die vier vluchten kreeg ik de smaak te pakken. Ik werd lid. Dat jaar heb ik bij de FAC maar 40 vluchten kunnen maken. Ik was er elke vliegdag maar al die topgunners moesten ook hun vluchten maken. De DBO-ers vlogen weinig. Wanneer je na een dag van 's morgens 9 tot 's avonds 7 uur thuis komt en je vertelt je vrouw, die de hele dag thuis alleen met de kinderen was, dat je maar één vlucht van 7 minuten gemaakt hebt, dan is dat niet uit te leggen. Ik heb toen tegelijk les genomen op Terlet. Daardoor ben ik dat eerste jaar toch solo gekomen. Zo'n Topgunactie is een voorbeeld van hoe het niet moet. Wanneer je nieuwe leden binnenhaalt dan moet je ze een goede opleiding aanbieden, want anders ben je ze zo weer kwijt.
Ik ben nu ruim 20 jaar zweefvlieger en constateer dat het zweefvliegen in die tijd erg veranderd is. Ik noem een paar veranderingen.
Sinds 1991 is het aantal zweefvliegers gedaald. Momenteel hebben we 3822 leden. Dat getal lijkt in de grafiek in 2007 even te stijgen, maar dat klopt niet, want straks in december zal het weer dalen. Elk jaar stopt 10% van de leden met zweefvliegen en dat zal dit jaar ook wel weer gebeuren..
Het aantal vliegtuigen is verdubbeld. Momenteel zijn er 722 PH-geregistreerde zweefvliegtuigen. Ik schat het aantal Duits geregistreerde op ongeveer 280. We kunnen dus spreken van 1000 zweefvliegtuigen op 3800 zweefvliegers. Dat lijkt mooi, één vliegtuig voor vier zweefvliegers, maar die verdubbeling komt niet van het aantal clubvliegtuigen. Dat aantal is gelijk gebleven. De verdubbeling komt van het aantal privé-vliegtuigen. Steeds meer zweefvliegers kopen alleen of met een paar leden een eigen vliegtuig. Deze zweefvliegers zorgen er op die manier voor dat het rendement van 'bestede tijd' en vliegtijd hoog is.
Bij al de vliegende afdelingen van de KNVvL zegt in december ongeveer 10% hun lidmaatschap op. Wanneer we in het voorjaar weer 10% nieuwe leden opleiden dan lijkt dat veel maar dan komen we niet vooruit. We stoppen veel energie in het binnenhalen en opleiden van nieuwe leden. Wanneer we er in zouden slagen om er voor te zorgen dat maar 5% stopt met vliegen dan gaan we vooruit.
Twintig jaar geleden werd er vrijwel niet overland gevlogen. Dat is nu niet meer weg te denken. Al ligt de FAC dicht bij zee ook onze club maakt veel overlands. Op mooie dagen staan veel jongeren te dringen om overland te mogen. Ook is er veel meer contact met andere clubs. Kijk maar op www.zweefjeugd.nl, of naar het forum van zweefportaal en kijk maar naar de geweldige opkomst van deze NZD-dag.
Samengevat: Het zweefvliegen verandert. Een te hoog percentage stopt per jaar. Er zijn clubs waar minder dan 10% stopt met vliegen. Van die clubs kunnen we leren. Er zijn clubs waar meer dan 10% stopt. Die clubs moeten eens in de spiegel kijken. Zweefvliegers die ontevreden zijn en daardoor stoppen, zorgen voor antireclame.
Gelukkig daalt het aantal zweefvliegers de laatste jaren niet verder. Het Afdelingsbestuur doet er alles aan om voor jonge zweefvliegers alle drempels weg te halen. Voor de afdeling hoeft geen inschrijfgeld meer te worden betaald. De afdelingscontributie voor jonge zweefvliegers is verlaagd van 90 euro naar 60 euro. Zestig euro is de kostprijs. Daar kan alleen de verzekering en het blad Thermiek van betaald worden.
Dit jaar kunnen er 80 nieuwe zweefvliegers gebruik maken van de IFly-regeling. Het aantal is verhoogd en het bedrag is met 100 euro verhoogd. De sponsor EPST en de afdeling stoppen daar meer geld in. Ook zijn we bezig met meer sponsors. Bijna alle IFly-ers komen binnen een jaar solo en blijven lid van de club. Ook clubs zoals Salland en Hoogeveen hebben regelingen waardoor jonge zweefvliegers gunstig kunnen beginnen met de opleiding. Zij volgen het voorbeeld van het ABZ.
Verder zie ik dat de IFLY-regeling werkt. Bij mijn club, van nog geen 100 leden, zijn nu vier KLM-piloten. We hebben leden die momenteel op de KLS, bij EPST, bij Stella Aviation en bij de F-16 opleiding zitten. Zweefvliegen is nog meer een springplank naar een baan in de luchtvaart geworden en dat is een positieve ontwikkeling.
Tegelijk is in Nederland ook de vrijetijdsbesteding veranderd. Er meer keus is. Veel mensen doen aan haaienvangen. Even high van een motorvlucht, vervolgens een keer een parasprong, dan een ballonvlucht en vorig jaar had ik een passagier die zei: "Deze had ik nog niet. Ik moest nog een zweefvliegvlucht maken dan heb ik alles een keer gedaan". Er heerst meer een zapcultuur, maar echt lid worden van een sportvereniging, dat neemt af. Tegelijk neemt het individueel sporten toe. Sportscholen maken een bloeiperiode door. We kunnen dit betreuren, maar het is een gegeven waar we rekening mee hebben te houden. De klant is mondig, kieskeurig en wil zich minder binden aan een sportvereniging waar je naast vliegen ook moet meewerken om de club draaiende de te houden.
We kunnen van elkaar leren. Bij mijn club zie ik positieve ontwikkelingen (de bovenste drie) en tegelijk constateer ik ook ongenoegen bij de groep die nog steeds te weinig vliegt.
Van Henk Jukkema (de tekenaar van al die mooie afbeeldingen in het nieuwe EVO-boekje) kreeg ik een brief over ZWEEFVLIEGEN & RENDEMENT. Wat hij als oudere zweefvlieger beschrijft, dat herken ik helemaal. Het rendement tussen 'bestede tijd' en vliegtijd moet omhoog. Oudere vliegers willen niet een hele dag omhangen voor één vluchtje.
Oudere vliegers willen efficiënt met hun vrije tijd omgaan. Ze zijn bereid om daar meer geld voor te betalen als ze in ruil daarvoor ook meer kwaliteit en een hoger rendement krijgen. Extra oefenen op de motorzwever of lessen op een zelfstarter is een mogelijkheid. We moeten het normaal gaan vinden als DBO-ers of solisten ook les gaan nemen op velden waar je door de week kunt vliegen. De meeste nieuwe zweefvliegtuigen gaan momenteel met een motor de fabriek uit. Er komt een tijd dat dat ook voor de lesvliegtuigen zal gaan gelden.
Bij EPST, de KLS en de KLM wordt veel gebruik gemaakt van vliegsimulators. Binnen het zweefvliegen staat dit nog in de kinderschoenen. Welke clubs hebben hier ervaring mee? Nu kan elke club voor zich zelf het wiel uitvinden, maar leerzamer is het dat we op het forum melden hoe we dit aanpakken. De foto hierboven komt vanwww.dac.be/flightsim/idee.html een Belgische club die hier mee bezig is.
Twintig jaar geleden deed je in één keer in alle theorievakken examen. Dan was je er, met misschien een paar herexamens, toch in een keer vanaf. Momenteel kun je certificaten halen, maar ik betwijfel of dat wel beter werkt. Ik zie te veel solisten die daar zo lang over doen dat na ze na vier jaar snel examen moeten doen, omdat anders de eerste certificaten weer verlopen. Het theorie-examen is een grote eenmalige kennishobbel die te los staat van de praktijk. We moeten een keer gaan brainstormen of het examensysteem ook verbeterd kan worden. Misschien de theorie-examens aanpassen en inpassen bij dat stuk van de opleiding waar je als zweefvlieger mee bezig bent. Meer gebruik maken van computerlessen. De mogelijkheden van PowerPoint. Uitleg met filmpjes, digitale lessen en toetsprogramma's.
Hierna hield Goos Hageman een presentatie over hoe Terlet door kwaliteit aan te bieden van 360 naar 500 gegroeid is. Vervolgens vertelde Ferdi Kuijpers over de opleiding op Malden waar ze met de EVO-opleiding in september starten en gebruik maken van een zweefvliegsimulator.
Tijdens de discussie kwamen meer ervaringen naar voren over het voordeel van DBO-voorjaarskampen. Over de opvang van DBO-ers en hoe ze op Eindhoven de DBO-ers zoveel mogelijk 's morgen laten vliegen totdat de thermiek begint en dan vervolgens het accent leggen op thermisch vliegen en overlandvliegen en de avonduren weer gebruiken voor de opleiding. Van al de presentaties en de discussie is door een lid van Venlo een verslag geschreven en dat wordt nog gepubliceerd.
Dirk Corporaal, 25 november 2007.
De Zweefvliegopleiding van de toekomst, het verslag
In een duidelijke en confronterende inleiding maakt Dirk Corporaal van de Friesche Aero Club duidelijk dat er een groot verloop is in de zweefvliegerij. De grote vraag is hoe de zweefvliegopleiding zodanig vorm te geven dat deze past in de vrijetijdsbeleving van de moderne sportconsument. Ook geeft hij aan hoe zijn vereniging hiermee omgaat.
Goos Hageman, operationeel manager van nationaal zweefvliegcentruntrum Terlet, geeft uitleg over de visie van het zweefvliegcentrum. Professionaliteit, kwaliteit en klantgerichte dienstverlening naar de doelgroep zorgen voor een gezonde bedrijfsvoering en een groei van het aantal leden van 350 in 1999 tot 500 anno 2007.
Ferdi Kuipers van de Nijmeegse Aero Club vertelt hoe zaken als een hoog verloop onder nieuwe leden, versnippering van de opleiding door het grote aantal instructeurs en demotivatie bij instructeurs en leerlingen hebben geleid tot een nieuwe organisatie van de opleiding. Er is voor gekozen om nieuwe leden in september te laten beginnen, met als doel de solostatus te bereiken in mei van het volgende seizoen. De EVO beperkt zich tot de het voor- en najaar. Van mei tot en met augustus ligt de nadruk op VVO-2 en 3. De VVO-1 strekt zich over het hele seizoen uit. Degene die meer wil weten over de aanpak van de NijAC en de bereikte resultaten kan contact opnemen met Ferdi Kuipers.
Na de presentaties wordt er met de aanwezigen van gedachte gewisseld over de zweefvliegopleiding van de toekomst.
Roel Cadee (DSA) geeft aan dat de mogelijkheden in het westen van het land steeds geringer worden en roept de clubs in de rest van het land op mogelijkheden te bieden om leden uit het westen op te leiden. Standaardisatie van de opleiding is daarbij erg belangrijk.
Henk Jukkema (FAC) legt uit hoe de opleiding in de duikwereld is georganiseerd. De opleiding is sterk gestandaardiseerd en opgedeeld in kleine modules praktijk en theorie. Hierdoor kun je de opleiding waar dan ook vervolgen en in kleine stappen je opleiding afmaken.
Sieb Gooszen vindt dat er te veel tijd verstrijkt tussen de DBO starts. Hij vraagt zich af of het niet efficiënter zou zijn om een leerling drie starts achter elkaar te laten maken en één instructeur te koppelen aan een leerling. Zolang het niet thermisch is moet focus gericht zijn op DBO-lesbedrijf.
Klaas Agelink (TZC) vertelt dat hun leerlingen acht zaterdag ochtenden verplicht aanwezig moeten zijn. Voor maximaal acht leerlingen zijn er twee instructeurs en twee vliegtuigen beschikbaar en er is een briefing van een kwartier voorafgaand aan het vliegbedrijf. Behalve praktijk komt ook theorie aan de orde. De verplichte aanwezigheid is geen probleem. In mei wordt er een kamp georganiseerd alleen voor leerlingen.
Pieter van der Meer (NijAC en CIV) legt de nadruk op de efficiency van de opleiding. Gebrek aan communicatie tussen instructeurs over leerlingen maakt dat je eigenlijk pas kunt gaan opleiden als je eerst een start hebt gemaakt met de leerling zodat je weet wat zijn/haar status is. Zijn idee is om een dag op te delen in twee dagdelen en per dagdeel drie leerlingen te koppelen aan drie instructeurs. Dit geeft een zinvollere tijdsbesteding en de instructeurs kennen de leerlingen beter.
Natasja van der Neut (EACz) geeft uitleg over het Eindhovense AB-systeem. Van 8.00 tot 13.00 ligt de nadruk op DBO. Vanaf 11.00 begint het vliegen voor GPL-ers. Overlandvliegers starten zoveel mogelijk vanaf de sleepstrip. Leerlingen mogen om 13.00 naar huis, maar mogen ook blijven. ’s Middags zijn er ook mogelijkheden om te DBO-en, maximaal één uur. Op dinsdag avond is er een DBO-lesbedrijf.
Leerlingen starten in groepen van maximaal tien. De volgende groep begint twee maanden later.
Trudi Hengeveld (Gilze) geeft aan dat bij haar vereniging diverse systemen zijn geprobeerd. Het opspitsen in dagdelen lijkt een goed idee, maar de meteo, de mensen en het materieel gooien vaak roet in het eten. Goede plannen verwateren na een tijd.
Dirk Corporaal benadrukt dat het belangrijk is regelmatig de puntjes op de i te zetten om een gekozen systeem ook op langere termijn te laten functioneren.
Max Bloch constateert dat ondanks alle inspanningen er toch een ledenverloop is van 10%. Blijkbaar heeft het zweefvliegen een imago probleem. In Frankrijk wordt zweefvliegen exclusiever gemaakt dan golf en is er weer sprake van groei van het aantal zweefvliegers.
Max wijst op het belang van verwachtingsmanagement. Zorg dat een leerling niet met verkeerde verwachtingen aan de opleiding begint.
Victor Telkamp (GoZC) meldt dat zijn vereniging geen probleem heeft met verloop, er is zelfs een wachtlijst. Als mogelijke reden noemt hij de positieve sfeer binnen de vereniging. Binnen de club zijn er grote groepen jongeren die met elkaar omgaan. Met passagiers die komen vliegen wordt op het terras een praatje gemaakt, waardoor ze gemakkelijker lid worden. Er is één tweezitter voor passagiers en twee tweezitters voor het lesbedrijf zodat de capaciteit altijd voldoende is. De kwaliteit van de opleiding is cruciaal.
Dirk Corporaal sluit de discussie af. Een aantal zaken is nog niet belicht zoals het gebruik van internet en simulators. Er zijn verenigingen die hier al gebruik van maken en er resultaat mee boeken.
Als alle clubs één of twee goede punten uit deze discussie meenemen, zijn we beslist op de goede weg.
24 november 2007
Mathilde van Lieshout
Joep Geraedts