3L2 - REPARATIES EN AANPASSINGEN

Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen:

  1. Goedkeuring van wijzigingen (reparaties en aanpassingen);
  2. Standaardwijzigingen en standaardreparaties.

1. GOEDKEURING VAN WIJZIGINGEN (REPARATIES EN AANPASSINGEN)

ADMINISTRATIE HOREND BIJ HET ONDERHOUD

Werkrapporten (workorders)

Alle uitgevoerde onderhoud moet beschreven worden in werkrapporten. Deze rapporten moeten de volgende informatie bevatten: 

  • Een uniek nummer van het werkrapport (bv jaartal en volgnummer) 
  • Type, registratie en serienummer van het toestel 
  • Aantal vlieguren van het toestel op het moment dat het onderhoud uitgevoerd werd 
  • Datum waarop het onderhoud afgesloten werd 
  • Beschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden met vermelding van de referenties van de documenten die gebruikt werden voor de uitvoering ervan 
  • Naam van de uitvoerder 
  • Nummer van de vergunning van de technicus, in geval van POM het nummer van het LAPL(S) of SPL. 
  • Handtekening van de uitvoerder 

Werkrapporten moeten in de levensloopmap van het toestel gearchiveerd worden, en gedurende de levensduur van het toestel bewaard worden. 

Release to Service 

Na elk onderhoud (dus alle soorten werk) moet het vliegtuig vrijgegeven worden voor gebruik. Dit gebeurt door een CRS (Certificate Release to Service) aan te brengen in het logboek van het toestel. Op dit CRS moet een verwijzing staan naar het werkrapport, en eventueel een korte beschrijving van het onderwerp van het onderhoud (bv. De referentie van een AD). Er moet ook een door EASA opgelegde formulering op voorkomen.

De vrijgave voor gebruik (Engels: Release to Service) mag gegeven worden door: 

  • Pilot owner maintenance: de pilot-owner 
  • Alle andere werken: een zweefvliegtechnicus. 

Via zijn handtekening bevestigt de persoon die het certificaat opstelt: 

  • Dat het werk correct uitgevoerd werd, in overeenstemming met de voorschriften van de TCH en van EASA, 
  • Dat het werk correct geregistreerd werden, 
  • En dat het vliegtuig luchtwaardig is. 

In bewaakte omgeving 

Indien je toestemming had van de CAO/CAMO om een bepaald onderhoud uit te (laten) voeren, moet je na afloop het werkrapport en een kopie van het logboek sturen aan de CAO of CAMO. 

Een AMP bevat een opsomming van alle verplicht onderhoud en van alle referentie-documenten die daarvoor gebruikt moeten worden. Het bepaalt ook of en door wie er POM uitgevoerd mag worden. 

EASA legt op dat er voor elk individueel toestel een AMP opgesteld wordt. 

Wie is er verantwoordelijk voor het AMP? 

Diegene die verantwoordelijk is voor het onderhoud. Dus bij een bewaakte omgeving de CAO of CAMO en bij een onbewaakte omgeving de eigenaar. 

De verantwoordelijke:

  • Stelt het AMP op 
  • Tekent ervoor dat hij verantwoordelijk is voor de inhoud van het AMP 
  • Tekent ervoor dat hij ervoor verantwoordelijk is dat alle taken die beschreven zijn in het AMP uitgevoerd zullen worden. 
  • Bovendien moeten alle personen die POM willen uitvoeren tekenen. Voor een clubtoestel volstaat de handtekening van een clubverantwoordelijke. 

De CAO van de KNVvL werkt met een 'niet bewaakte omgeving'. De eigenaars zijn dus zelf verantwoordelijk voor het onderhoud en moeten zelf het AMP opstellen. 

Alle AD’s moeten verplicht uitgevoerd worden. Er wordt in de AD een termijn bepaald waarbinnen de AD uitgevoerd moet zijn. Indien de AD niet uitgevoerd wordt binnen die termijn, vervalt het ARC en is het toestel niet langer luchtwaardig. 

Sommige AD’s moeten jaarlijks (of een andere vaste termijn) uitgevoerd worden. Dit noemt men recurrent AD’s. 

AD’s bevatten meestal informatie over wie de AD mag uitvoeren. Meestal is dit een technicus, soms is het de piloot-eigenaar, en in andere gevallen is het enkel een specifieke werkplaats. 

De uitvoering van AD’s moet, zoals alle onderhoud, correct gedocumenteerd en vrijgegeven worden met een Release To Service.

 

 

2. STANDAARDWIJZIGINGEN EN STANDAARDREPARATIES

CS-STAN = CS-STAN Certification Specifications for Standard Changes and Standard Repairs. Easy Access Rules for Continuing Airworthiness. Door EASA geaccepteerde methoden en technieken om standaardwijzigingen en standaardreparaties uit te voeren en te documenteren. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden dient de technicus zich te houden aan de instructies van de fabrikant (onderhoudshandboek, reparatiehandboek, tekeningen van de fabrikant). Behalve de instructies van de fabrikant heeft de technicus nog de mogelijkheid gebruik te maken van de procedures beschreven in EASA CS-STAN . CS-STAN (certification specifications for standard repairs and changes)  is een document opgesteld door EASA voor standaard wijzigingen en reparaties. Het vermeldt de toegestane reparatiemethoden en geaccepteerde modificaties wanneer daar geen documentatie van de TCH voor beschikbaar is. Er staat beschreven hoe deze werkzaamheden worden uitgevoerd en gedocumenteerd. Bijna al het werk beschreven in CS-STAN moet uitgevoerd worden door een technicus 

 

 

We use cookies

Wij gebruiken cookies op onze web site. Sommigen zijn essentieel voor het correct functioneren van de site, terwijl anderen ons helpen om de site en gebruikerservaring te verbeteren (tracking cookies). U kan zelf kiezen of u deze cookies wil toestaan of niet. Let op dat als u onze cookies weigert mogelijk niet alle functies van de site beschikbaar zijn.